Bestaat er een kans...
 
Meldingen
Alles wissen
5 Berichten
5 Gebruikers
8 Reactions
848 Bekeken
1
Topic starter

Bestaat er een kans op een psychose nadat je psychedelica heb gebruikt wanneer niet bekend is of iemand hier gevoelig voor is en er ook geen gevallen in de familie bekend zijn?


5 antwoorden
3

De kans dan een gezond persoon een psychose krijgt door psychedelica is zeer klein. Psychedelica kunnen echter wel tijdelijke effecten veroorzaken die lijken op symptomen van psychose, zoals hallucinaties en wanen. We noemen trips dan soms ook wel minipsychoses. Een groot populatieonderzoek uit 2015 vond geen verband tussen het gebruik van psychedelica en de kans op psychologische nood. De mensen die psychedelica gebruikten, liepen niet meer risico op psychose dan anderen. Over het algemeen kan je wel stellen dat door het gebruik van middelen zoals MDMA, wiet, LSD, Ayahuasca en psilocybine, een persoon die op het randje van psychose staat het laatste zetje kan krijgen.

 


2

Klassieke psychedelica zoals LSD, psilocybine (paddo’s) en DMT worden al decennia in verband gebracht met het risico op psychose. Uit voorzorg worden personen met schizofrenie of een verhoogd familiaal risico vaak uitgesloten van psychedelisch onderzoek of therapie. De vraag blijft echter hoe groot het psychoserisico is voor mensen zonder bekende persoonlijke of familiale aanleg voor psychische aandoeningen (zoals schizofrenie of bipolaire stoornis) die psychedelica gebruiken. In dit rapport bekijken we bevindingen uit grootschalige wetenschappelijke studies – met controlegroepen – die de incidentie van psychotische episodes of langdurige psychose na klassiek psychedelisch gebruik onderzoeken bij deze laag-risicogroep. We bespreken de onderzoeksmethoden, belangrijkste resultaten, en de conclusies over het absolute en relatieve risico.

Onderzoeksmethoden in grootschalige studies

Om het effect van psychedelica op psychoserisico te bepalen, hebben onderzoekers verschillende benaderingen gebruikt:

  1. Cross-sectionele bevolkingsstudies: Hierbij worden grote steekproeven van de bevolking ondervraagd op hun drugsgebruik en mentale gezondheid. Een voorbeeld is een analyse van >130.000 Amerikaanse volwassenen (2001-2004) waarbij psychische uitkomsten bij mensen die ooit psychedelica gebruikten werden vergeleken met niet-gebruikers. Zulke studies controleren statistisch voor factoren als leeftijd, geslacht, andere drugs, en trauma om een zuiver beeld van het verband te krijgen.

  2. Longitudinale cohortonderzoeken: Hierbij volgt men mensen over de tijd. Een recente studie volgde bijvoorbeeld ~9.700 representatieve volwassenen in de VS en VK gedurende twee maanden om te zien of nieuwe psychedelica-gebruikers meer psychotische symptomen ontwikkelden vergeleken met niet-gebruikers. Ook zijn er tweelingstudies gedaan, waarbij eeneïge tweelingen vergeleken worden (de ene tweeling gebruikte een psychedelicum, de andere niet) om genetische en omgevingsfactoren te controleren.

  3. Retrospectieve cohortstudies met medische data: Een grootschalig Canadees onderzoek koppelde medische dossiers van 9,24 miljoen personen (zonder psychosegeschiedenis) over 13 jaar. Daarbij werden mensen die ooit op de eerste hulp belandden na gebruik van hallucinogenen (klassieke psychedelica) vergeleken met gematchte personen zonder zo’n incident. Dit type studie kijkt met name naar ernstige gevallen (zoals acute hallucinogeen-geïnduceerde psychose) en de latere ontwikkeling van schizofreniespectrumstoornissen.

  4. Meta-analyses en systematische reviews: Om een breder beeld te krijgen combineren sommige onderzoeken data uit tientallen studies. Zo voerde Sabé et al. (2025) een meta-analyse uit van 131 publicaties (waaronder RCT’s, cohortstudies en casusrapporten) om de incidentie van door psychedelica geïnduceerde psychose te schatten.

Door deze uiteenlopende methoden – met controlegroepen en vaak grote steekproeven – kunnen we een betrouwbaar beeld schetsen van het psychoserisico na psychedelisch gebruik bij personen zonder bekende kwetsbaarheid.

Bevindingen uit epidemiologische studies

Geen verhoogd psychoserisico in de algemene bevolking

Grote bevolkingsonderzoeken vinden geen aanwijzing dat psychedelica het risico op psychische aandoeningen verhogen bij gezonde gebruikers. In de genoemde Amerikaanse survey (NSDUH, >130.000 respondenten) rapporteerde 13,4% ooit een klassiek psychedelicum te hebben gebruikt. De onderzoekers vonden geen significante verbanden tussen ooit psychedelica gebruiken en het voorkomen van psychische problemen, inclusief psychotische stoornissen. Sterker nog, op sommige punten hadden psychedelica-gebruikers lagere kansen op mentale problemen dan niet-gebruikers. Zo was in deze analyse de kans op een diagnose van niet-affectieve psychose bij psychedelica-gebruikers ongeveer de helft van die bij niet-gebruikers (aOR ~0,5, 95% BI 0,3–0,9) wanneer gecorrigeerd was voor andere factoren. Met andere woorden: mensen die ooit LSD, psilocybine of mescaline hadden gebruikt, waren niet vaker psychotisch of psychiatrisch ziek dan mensen die dat nooit deden – het gebruik van psychedelica bleek geen onafhankelijke risicofactor voor psychische problemen. Deze bevinding sluit aan bij het feit dat gedocumenteerde gevallen van langdurige psychose na uitsluitend psychedelisch gebruik uiterst zeldzaam zijn. Uit de literatuur blijkt bijvoorbeeld dat er slechts zeer weinig casusbeschrijvingen bestaan van aanhoudende psychiatrische symptomen na gebruik van psilocybine of mescaline, en dat meldingen van psychische schade door peyote vrijwel altijd samenhingen met al bestaande psychische stoornissen.

Longitudinale studies: rol van predispositie

Uit prospectief onderzoek blijkt evenmin een verhoogd psychoserisico voor gemiddelde gebruikers, behalve wanneer er sprake is van een latente kwetsbaarheid. Honk et al. (2024) volgden duizenden volwassenen in de VS en het VK twee maanden lang. Zij zagen géén toename van het aantal psychotische symptomen bij degenen die in die periode psychedelica namen vergeleken met degenen die dat niet deden, mits er geen aanwijzing was voor een psychische aanleg. Alleen in specifieke groepen kwam een effect naar voren: bij deelnemers met een persoonlijke of familiale voorgeschiedenis van bipolaire stoornis nam het aantal psychotische ervaringen wel iets toe na psychedelica, terwijl bij deelnemers met een eigen verleden van psychotische stoornis het aantal symptomen juist afnam. De auteurs interpreteerden dit voorzichtig: psychedelisch gebruik beïnvloedt psychotische symptomen voornamelijk bij mensen met een persoonlijke of familiale voorgeschiedenis van psychotische of stemmingsstoornissen, en niet bij de gemiddelde gebruiker.

Een vergelijkbare boodschap komt uit een Zweedse tweelingstudie (Simonsson et al., 2024) onder adolescente tweelingen. Zonder correctie leken tieners die ooit een psychedelicum hadden gebruikt iets meer psychotische of manische symptomen te rapporteren dan niet-gebruikers. Maar zodra werd gecontroleerd voor het gebruik van andere middelen, keerde dit verband om: psychedelica-gebruikers hadden toen minder psychotische (en manische) symptomen dan vergelijkbare niet-gebruikers. Cruciaal is dat de vergelijking tussen identieke tweelingen geen verschil in psychotische symptomen liet zien – de tweelinghelft die psychedelica had geprobeerd was niet zieker (en eerder iets beter) dan de genetisch identieke helft die geen psychedelica gebruikte. Dit suggereert dat onderliggende genetische of omgevingsfactoren (zoals neiging tot middelgebruik) eerder de oorzaak waren van het kleine ruwe verschil, en niet het psychedelisch middel zelf. Kortom, longitudinaal onderzoek bevestigt dat voor mensen zonder bekende aanleg het gebruik van LSD of psilocybine niet gepaard gaat met een meetbare toename in psychotische symptomen of stoornissen. Eventuele nadelige effecten manifesteren zich vooral bij diegenen met een latente gevoeligheid die door het middel kan worden geprikkeld.

Incidentie van psychose na psychedelica

Hoe vaak leidt psychedelisch gebruik nu daadwerkelijk tot een klinische psychose? Grootschalige data wijzen op een uiterst lage incidentie bij gezonde gebruikers. Een recente meta-analyse (Sabé et al., 2025) combineerde data uit tientallen onderzoeken (variërend van populatiestudies tot klinische trials). Hieruit bleek dat de levenslange incidentie van een psychedelica-geïnduceerde psychose in algemene bevolkingsstudies slechts ~0,002% was – dit komt overeen met ongeveer 2 gevallen per 100.000 gebruikers. In klinische settings liggen de cijfers iets hoger maar nog steeds laag: in open-label of ongecontroleerde trials ~0,2%, en in gerandomiseerde placebo-gecontroleerde trials circa 0,6% van de deelnemers ontwikkelde een (meestal kortdurende) psychose. Ter context: deze trials sluiten personen met bekend hoog risico doorgaans uit, dus 0,6% betreft incidentele onverwachte reacties bij ogenschijnlijk psychisch stabiele proefpersonen.

Belangrijk is dat als er wel een psychotische episode optreedt na het gebruik van een psychedelicum, dit voorval serieus moet worden genomen. In de meta-analyse werd duidelijk dat een klein deel van zulke gevallen uiteindelijk doorontwikkelt tot een chronische stoornis: ongeveer 13% van de mensen bij wie een psychedelica-geïnduceerde psychose optrad, kreeg later de diagnose schizofrenie. Dit sluit aan bij bevindingen uit het retrospectieve cohort in Canada: onder de ruim 9 miljoen mensen zonder psychosegeschiedenis had een kleine groep (0,1%) een acute crisis na hallucinogeen gebruik die een ziekenhuisbezoek vereiste. Binnen drie jaar na zo’n incident ontwikkelde circa 4% van deze groep een schizofreniespectrumstoornis, tegen slechts 0,15% in de algemene populatie zonder zo’n incident. Dit betekent dat de relatieve kans op schizofrenie na een ernstig psychedelisch-incident ongeveer 21 keer hoger lag dan bij iemand die geen dergelijke episode kende. Na correctie voor bestaande middelenmisbruik en mentale problemen bleef de hazard ratio ~3,5, wat aangeeft dat een hallucinogeen-gerelateerd psychose-incident op zichzelf een substantieel signaal van risico is. Hoewel dit drastisch klinkt, moet worden benadrukt dat het hier gaat om uitzonderlijke gevallen (vaak beschreven als “hallucinogeen-geïnduceerde psychose” op de SEH). Zulke acute reacties kunnen wijzen op een verborgen kwetsbaarheid die door het middel is getriggerd. In de praktijk betreft het een zeer klein deel van alle psychedelica-gebruikers – maar indien iemand zonder duidelijke voorgeschiedenis na gebruik een psychotische ontregeling doormaakt, verdient die persoon nauwlettende vervolgzorg, omdat de kans op een langdurige psychotische stoornis dan aanzienlijk hoger is.

Conclusies: absoluut en relatief risico

Concluderend, voor personen zonder bekende aanleg voor psychose of bipolaire stoornis blijkt het absolute risico op het ontwikkelen van een psychose na klassiek psychedelisch gebruik uiterst laag. Epidemiologische data suggereren geen toename van psychotische stoornissen vergeleken met niet-gebruikers – grote populatiestudies vinden geen verhoogd risico (odds ratio’s rond of zelfs onder 1). In absolute termen is hardnekkige psychose na psychedelica zeer zeldzaam (in de orde van enkele gevallen per honderdduizend gebruikers). Het relatieve risico ten opzichte van mensen die nooit psychedelica gebruiken is dus verwaarloosbaar klein in deze groep. Zelfs in zorgvuldig opgezette vergelijkingen met controlegroepen (in longitudinale designs en tweelingstudies) komt er geen duidelijk causaal effect naar voren van psychedelica op het optreden van psychotische symptomen bij gezonde individuen.

Tegelijkertijd tonen de gegevens dat psychedelica incidenteel een psychotische episode kunnen uitlokken. Dit treft met name mensen met onopgemerkte risicofactoren – hoewel zij geen bekende voorgeschiedenis hebben, zou een latente genetische kwetsbaarheid kunnen meespelen. In zulke gevallen (bijvoorbeeld een acute “bad trip” met psychose die medische hulp vereist) stijgt het absolute risico op een blijvende psychotische stoornis voor die persoon naar enkele procenten. Het relatieve risico is in die subgroep veel hoger dan normaal (meervoudig verhoogd ten opzichte van iemand zonder zo’n episode). Dit onderstreept dat voorzichtigheid geboden blijft: een psychose na psychedelica is uitzonderlijk, maar als het voorkomt, is de prognostische betekenis aanzienlijk.

Samengevat: Voor de doorsnee persoon zonder psychische kwetsbaarheid is er volgens grootschalig onderzoek geen bewijs dat gebruik van LSD, psilocybine of soortgelijke klassieke psychedelica leidt tot een verhoogd risico op langdurige psychose. Het absolute risico op het ontwikkelen van een schizofrenie-achtige stoornis na gebruik is extreem laag – op populatieniveau rond nul verschil met niet-gebruikers. Relatief gezien is iemand zonder predispositie die een psychedelicum gebruikt niet waarschijnlijker om psychotisch te worden dan iemand die dat niet doet. Slechts in hoogst zeldzame gevallen ontstaat een persisterende psychose, vaak samenhangend met verborgen gevoeligheid. Dergelijke gevallen vormen de uitzondering die de regel bevestigt: klassieke psychedelica brengen bij de overgrote meerderheid van stabiele gebruikers geen meetbaar verhoogd psychoserisico met zich mee.

Bronnen: De bovenstaande bevindingen zijn gebaseerd op peer-reviewed studies, waaronder populatie-enquêtes, longitudinale cohort- en tweelingonderzoeken, meta-analyses en grootschalige medische databank-analyses, die gezamenlijk een consistent beeld schetsen van het beperkte psychoserisico van klassieke psychedelica bij personen zonder voorafgaande kwetsbaarheid.


1

Psychedelica en psychosen worden weleens met elkaar in verband gebracht. Wat vaak niet wordt meegenomen is dat personen met psychotische neigingen vaak op zoek zijn naar oplossingen met zelfmedicatie en daarom middelen gaan gebruiken zoals wiet en truffels. In dat geval kan je ook niet de conclusie trekken dat psychedelica psychosen uitlokken, maar dat psychosegevoelige mensen eerder geneigd zijn psychedelica te gebruiken.

Kortom, het is onwaarschijnlijk dat psychedelica zorgen voor psychosen in gezonde mensen.


1

Het lijkt er niet op dat je door psychedelica opeen psychotisch kan worden, maar het kan sommige mensen wel over het randje duwen als ze er al zelf tegenaan zitten. Daarom is voorzichtigheid wel geboden bij mensen met psychotische gevoeligheid. Heb je veel wanen, dan dien je voorzichtig te zijn en je eerst te laten screenen door een arts.


0

Dit is eigenlijk een vraag waar veel mensen mee worstelen, en het is goed dat je je dit afvraagt. Het korte antwoord is dat het risico voor iemand zonder bekende gevoeligheid extreem klein is, maar ik zal wat meer context geven.

De reden dat psychedelica altijd met psychose in verband worden gebracht, zit waarschijnlijk in het feit dat ze intensieve psychologische ervaringen kunnen veroorzaken. Hallucinaties, veranderde waarneming en spirituele inzichten voelen voor veel mensen onoverwacht aan, en ze lijken oppervlakkig misschien op psychotische symptomen. Maar hier zit een cruciaal verschil: bij psychose verliest iemand contact met de werkelijkheid en ziet dingen als echt, terwijl bij een trip mensen meestal weten dat ze onder invloed zijn. Die reflectie is heel belangrijk.

Wat de wetenschap laat zien, is dat in grote populatiestudies mensen die psychedelica hebben gebruikt niet vaker psychotisch worden dan mensen die dat nooit hebben gedaan. Sterker nog, in sommige studies waren de percentages zelfs iets lager. Dit is aanvullend onderzoek waarbij honderdduizenden mensen zijn gevolgd, dus er is een stevige databasis voor.

Het helpt ook om te begrijpen dat psychose meerdere oorzaken heeft. Het kan erfelijk bepaald zijn, veroorzaakt door trauma's, slaapgebrek of andere stressvolle omstandigheden. Drugs kunnen soms een trigger zijn voor iemand die er al gevoelig voor is, maar het creëert niet zomaar uit het niets iets wat er niet aankomt. Dat is waarom mensen met een familiegeschiedenis van psychose voorzichtiger moeten zijn – niet omdat psychedelica per se gevaarlijk zijn, maar omdat hun onderliggende kwetsbaarheid groter is.

Jij zegt dat er geen gevallen in je familie bekend zijn en je niet weet of je gevoelig bent. Dat betekent dat je eigenlijk in de laagste risicocategorie zit. Je kunt niet alles in het leven uitsluiten vanwege theoretische risico's – dat zou betekenen dat je ook bepaalde ervaringen moet vermijden die waarschijnlijk veel meer schade doen, zoals chronische stress of slaapgebrek.

Wat ik wel zou zeggen: let op jezelf voor, naar en na een eventuele ervaring. Zorg dat je in een veilige omgeving bent met mensen die je vertrouwt. Vermijd psychedelica als je zelf al last hebt van angstige gedachten, paranoia of andere psychische symptomen. En als je na een ervaring merkt dat je wanen ontwikkelt die niet weggaan na nuchter worden, neem dat serieus en zoek professionele hulp op – niet omdat psychose waarschijnlijk is, maar omdat voorzichtigheid geboden is.

Al met al lijkt het meer op een theoretisch risico dan een praktisch probleem voor jouw situatie.


Social share