Kan je met Tripther...
 
Meldingen
Alles wissen
2 Berichten
3 Gebruikers
1 Reactions
535 Bekeken
0
Topic starter

Kan je met Triptherapie te werken aan:

  • Minder angst
  • Onrust
  • Meer creativiteit
  • Betere focus
  • Minder pijn
  • Inzicht in trauma
  • Meer zelfliefde kweken
  • Drankverslaving
  • Alcohol addictie
marcel marcel 4 januari 2025 12:28

@lichterleven 

Wij bieden bij Triptherapie een holistische aanpak voor het het helpen bij verschillende psychologische en emotionele uitdagingen. Dit is hoe we kunnen helpen bij de de door jou genoemde doelen:

  • Minder angst / onrust: Triptherapie kan helpen om onderliggende angsten en stress te verkennen door middel van introspectie. Het proces kan leiden tot een beter begrip van de oorzaken van angst en het ontwikkelen van betere copingmechanismen. Ook kan door de werking van psychedelica na de sessie meer innerlijke rust ontstaan.
  • Meer creativiteit / betere focus: Tijdens een trip kunnen deelnemers vaak nieuwe perspectieven en inzichten verwerven, wat kan bijdragen aan creativiteit en focus. Het is belangrijk om een open houding te hebben en jezelf de ruimte te geven om nieuwe ideeën te verkennen.
  • Minder pijn: Psychedelica, zoals psilocybine, hebben in sommige studies aangetoond dat ze pijn kunnen verlichten en de perceptie van pijn kunnen veranderen. Dit kan vooral nuttig zijn voor mensen die lijden aan chronische pijn of andere lichamelijke ongemakken.
  • Inzicht in trauma: Triptherapie kan een krachtige manier zijn om trauma's te verwerken. Door de ervaring van een trip kunnen deelnemers vaak diepere inzichten krijgen in hun trauma's en de impact ervan op hun leven, wat kan leiden tot zelfgenezing.
  • Meer zelfliefde: Het werken aan een positief zelfbeeld is een belangrijk aspect van triptherapie. Door jezelf te omarmen en te erkennen dat je het waard bent om de beste versie van jezelf te zijn, kan je zelfliefde toenemen.
  • Verslavingen: Triptherapie kan helpen bij het doorbreken van verslavingspatronen door de onderliggende oorzaken van deze gedragingen te verkennen. Het kan ook leiden tot een grotere bewustwording van de impact van deze gewoonten op je leven. Psychedelica in combinatie met supplementen zoals DHEA, GABA en psilocybine kan helpen bij verslavingen.

 

https://triptherapie.nl/wp-content/uploads/2020/09/rookverslaving-2048x1356.jpg.webp

1 antwoord
1

Effectiviteit van Triptherapie bij Diverse Doelgebieden

Verminderen van angst

Psychedelische therapie is onderzocht als behandeling voor angststoornissen en existentiële angst (bijv. in het kader van levensbedreigende ziekte). Psilocybine (uit paddo’s/truffels) is in klinische studies gegeven aan o.a. kankerpatiënten met ernstige angst en depressie rondom hun diagnose. Een eenmalige hoge dosis psilocybine (ca. 0,3 mg/kg) in combinatie met psychotherapie leidde tot snelle en sterke vermindering van angst, effect dat al binnen enkele weken merkbaar was en maandenlang aanhield. Zo rapporteerden onderzoekers dat ~60–80% van de patiënten na 6 maanden nog steeds klinisch significante afname van angstklachten had. Eveneens meldden patiënten minder hopeloosheid en verbeterde levenskwaliteit. In een vergelijkbare studie (51 patiënten) werd een hoge dosis psilocybine (22–30 mg/70 kg) vergeleken met een zeer lage dosis als placebo; ook daar zag men grote afnames in angst en toegenomen levenszin en optimisme, welke na 6 maanden behouden bleven. Interessant is dat het optreden van een zogenaamde mystieke ervaring tijdens de trip correleerde met de angstreductie – deze diepgaande ervaring van verbondenheid en inzicht bemiddelde het therapeutisch effect.

LSD (lyserginezuurdiethylamide) toont soortgelijke potentie. In een Zwitsers pilot-onderzoek kregen 12 patiënten met angst door een levensbedreigende aandoening twee LSD-sessies (200 µg) met psychotherapeutische begeleiding. Na 2 maanden was hun angstniveau (STAI-vragenlijst) significant gedaald ten opzichte van placebo (p=0,021; effectgrootte ~1,2). Deze vermindering in zowel state als trait angst hield stand bij een 12 maanden follow-up. De behandeling werd goed verdragen: geen langdurige bijwerkingen traden op, behalve milde, voorbijgaande reacties gedurende de eerste dag. Dit suggereert dat LSD in een medische setting angst kan verminderen bij deze doelgroep.

Ook MDMA (3,4-methyleendioxymethamfetamine) – technisch geen klassiek psychedelisch middel, maar vaak wel tot de “triptherapie” gerekend – kan angstklachten verlichten in bepaalde contexten. Een gerandomiseerde pilotstudie bij volwassenen met autisme en ernstige sociale angst onderzocht MDMA-ondersteunde therapie (2 sessies met 75–125 mg MDMA) versus placebo. Resultaat: de sociale angst nam sterk af in de MDMA-groep (gemiddeld ~44% daling op de Liebowitz Social Anxiety Scale) en dit effect was aanhoudend bij 6 maanden follow-up. De verbetering door MDMA-therapie was significant groter dan bij placebo (p≈0,03) en het effect was groot (Cohen’s d~1,1–1,4). Deze bevinding wijst erop dat MDMA, gecombineerd met psychotherapie, snel en langdurig sociale angst kan verminderen bij een anders moeilijk te behandelen groep.

Werkingsmechanismen: Klassieke psychedelica zoals psilocybine en LSD activeren serotoninereceptoren (vooral 5-HT_2A) en ontregelen tijdelijk vaste neurale netwerken, waaronder het default mode network. Dit kan starre, angstige denkpatronen doorbreken en een toestand van verhoogde openheid en verwerking teweegbrengen. Bovendien rapporteren patiënten vaak een veranderd perspectief op zichzelf en hun sterfelijkheid, wat existentiële angst vermindert. Bij MDMA is het mechanisme anders: MDMA verhoogt de afgifte van serotonine, dopamine en oxytocine, waardoor het angstcentrum (amygdala) wordt gedempt en gevoelens van veiligheid en verbondenheid toenemen. Hierdoor durven patiënten confronterende emotionele ervaringen aan te gaan zonder overspoeld te raken door angst, wat essentieel is voor bijvoorbeeld sociale interacties of traumaverwerking.

Microdosering vs. hoge dosering: Het merendeel van bovengenoemde effecten is aangetoond bij volledige (hoge) therapeutische doses. Bij microdosering (regelmatig innemen van sub-perceptuele doses) is het bewijs voor angstreductie beperkt. Sommige gebruikers beweren dat microdoseren hun achtergrondangst vermindert, maar gecontroleerd onderzoek ontbreekt op dit gebied. In tegendeel, milde doses LSD (5–20 µg) konden in experimenten juist een lichte toename van acute spanning of onrust geven bij sommige personen, hoewel dit verschijnsel doorgaans mild is. Microdoseren wordt dus niet als bewezen behandeling voor angst gezien; de klinisch significante angstreducties zijn tot dusver bereikt met één of enkele hoge dosis-sessies onder begeleiding.

Risico’s: In klinische trials met psilocybine en LSD zijn nauwelijks ernstige bijwerkingen gemeld. Bloeddruk en hartslag kunnen tijdelijk stijgen tijdens de trip, en in enkele gevallen treedt kortdurend angst of desoriëntatie op tijdens het acute effect. Dankzij screening en professionele begeleiding waren deze reacties beheersbaar en verdwenen ze binnen een dag, zonder langdurige nadelige gevolgen. MDMA heeft fysiologische bijwerkingen zoals verhoogde hartslag, bloeddruk en lichaamstemperatuur, maar in de therapeutische context werden geen ernstige bijwerkingen gezien (geen verslaving, geen neurotoxiciteit of suïcidaliteit in de studiepopulatie). Uiteraard is triptherapie alleen geschikt onder medische begeleiding – bij onbegeleid recreatief gebruik kunnen angstige “bad trips” of gevaarlijke situaties ontstaan, vooral bij mensen met onderliggende psychoses of bij combinatie met andere middelen.

Conclusie: Psilocybine- en LSD-ondersteunde therapie kunnen aanzienlijke en langdurige angstvermindering bewerkstelligen, met name bij existentiële of therapieresistente angst, terwijl MDMA-therapie veelbelovend is voor sociale angst. De effecten treden doorgaans snel op (binnen uren tot weken) en hielden in studies maanden tot zelfs een jaar aan. Mits professioneel begeleid blijken deze behandelingen veilig en kunnen ze patiënten een diepgaand inzicht en rust geven die met conventionele middelen moeilijk te bereiken is.

Verminderen van onrust en gespannenheid

Innerlijke onrust – een continue staat van gejaagdheid, nervositeit of “niet tot rust kunnen komen” – hangt vaak samen met angst en piekeren. Hoewel dit verschijnsel minder eenduidig als diagnose wordt onderzocht, zijn er aanwijzingen dat psychedelica chronische onrust en compulsieve gedachtenpatronen kunnen doorbreken. Bijvoorbeeld bij obsessief-compulsieve stoornis (OCD), een aandoening gekenmerkt door onrustige dwanggedachten, is experimenteel psilocybine toegediend aan patiënten die niet goed reageerden op standaardbehandelingen. In een kleine studie met 9 OCD-patiënten resulteerden eenmalige sessies psilocybine (in wisselende doseringen van laag tot hoog) in opmerkelijke acute afnames van dwangmatige onrust: alle deelnemers ervoeren op minstens één sessiedag een sterke reductie van OCD-symptomen (Y-BOCS score daling van 23% tot 100%) binnen 24 uur na inname. Deze vermindering van obsessieve angstgedachten hield bij de meeste proefpersonen langer dan een etmaal aan, soms meerdere dagen, ondanks dat de dosis in sommige sessies sub-hallucinogeen was. Interessant genoeg trad de verbetering niet lineair op met dosis – zelfs lagere doses brachten soms al rust – wat suggereert dat het doorbreken van de gewoonlijke gedachtenloop (het vastzitten in een gedachtencirkel) hier de kern is, eerder dan enkel het farmacologische effect van een hoge dosis.

Los van specifieke diagnoses melden patiënten in klinische onderzoeken vaak een innerlijke kalmte en acceptatie na een psychedelische sessie. In de eerder genoemde psilocybine-studie bij kankerpatiënten gaven deelnemers aan dat ze minder gepieker en meer berusting voelden over levensvragen na de ervaring. Ook werden demoralisatie en hopeloosheid – vaak gepaard gaand met innerlijke onrust – significant verminderd. “Mijn gedachten staan niet meer continu op scherp”, is een veelgehoorde beschrijving in kwalitatieve verslagen. Neuroimaging-onderzoek ondersteunt dit: psychedelica verminderen tijdelijk de hyperactiviteit van het default mode network (het hersennetwerk geassocieerd met piekeren/rumineren) en verhogen de connectiviteit tussen hersengebieden, wat kan aanvoelen als een mentale “reset” die tot rust leidt. Dit ontregelen en herordenen van het brein correleert met minder vastzittende gedachtegangen en meer aanwezig zijn in het moment – factoren die innerlijke onrust doen afnemen.

Microdosing vs. macrodosing: Sommige gebruikers rapporteren dat microdoseren van LSD of psilocybine hen helpt om stabieler en minder gejaagd door de dag te komen, maar wetenschappelijk bewijs hiervoor is schaars. Een enquête- en dagboekstudie onder microdosers suggereerde wel verbeteringen in stemming en stressbestendigheid, maar placebogecontroleerde data ontbreken voor onrust-specifieke metingen. In tegenstelling daarmee kunnen volledige doses onder begeleiding een meer uitgesproken doorbraak teweegbrengen: patiënten beschrijven na een intensieve trip-sessie vaak een diepe innerlijke kalmte of “stilte in het hoofd”, doordat ze onder ogen zagen wat onbewuste onrust veroorzaakte. Het is echter belangrijk op te merken dat tijdens de acute trip de onrust juist even kán toenemen – acute agitatie of angst is mogelijk als moeilijke emoties opkomen – maar met goede begeleiding wordt dit verwerkt en slaat het doorgaans om in ontspanning en emotionele ontlading naderhand.

Risico’s: Er is nog geen grootschalig onderzoek specifiek naar “onrust” als uitkomstmaat, dus duidelijke risicoprofielen ontbreken. Over het algemeen gelden vergelijkbare risico’s als bij angstbehandeling: een onrustige, paniekerige reactie tijdens de trip kan voorkomen, vooral bij onvoldoende voorbereiding of een verkeerde setting. In klinische setting wordt dit opgevangen door de therapeut die geruststelling biedt. Bij OCD-patiënten in het psilocybine-onderzoek waren er bijvoorbeeld geen blijvende verslechteringen; één patiënt kreeg kortdurend hoge bloeddruk, maar zonder toename van angst of lichamelijke klachten daarbij. Langetermijnrisico’s voor het verminderen van onrust zijn nog onduidelijk. Sommige mensen die frequent microdoseren rapporteren juist periodes van slapeloosheid of lichte irritatie op dosisdagen, wat suggereert dat lage doses niet voor iedereen rustgevend werken. Ook kan onrust terugkeren als er onderliggende problematiek is die verdere therapie behoeft – psychedelica zijn dan een kick-start om patronen te doorbreken, maar vervolgsessies of andere therapievormen zijn vaak nodig om de behaalde rust vast te houden.

Conclusie: Hoewel specifiek onderzoek naar “onrust” beperkt is, wijzen bevindingen bij aanverwante klachten (angst, OCD, piekeren) erop dat psychedelische therapie vastgeroeste onrustige gedachtenpatronen kan doorbreken. Patiënten ervaren na een begeleide trip vaak een diepere innerlijke kalmte en vermindering van chronische spanning. Deze effecten berusten vermoedelijk op zowel neurobiologische resets als op psychologische inzichtgeving. Verdere studies zijn nodig, maar de huidige data suggereren dat triptherapie, mits goed geïntegreerd, mentale onrust kan reduceren waar conventionele middelen soms tekortschieten.

Verhogen van creativiteit

Een van de meer populaire (maar wetenschappelijk nog prille) toepassingen van microdoseren en psychedelica is het stimuleren van creativiteit en out-of-the-box denken. Historisch zijn er anekdotes van kunstenaars, wetenschappers en ingenieurs die LSD gebruikten om creatieve blokkades te doorbreken – bijvoorbeeld het bekende geval in de jaren ’60 waar technische problemen opgelost werden na een LSD-sessie. Lange tijd bleven harde data uit, maar recent beginnen onderzoekers dit te toetsen. Een open-label veldstudie in Nederland onderzocht het effect van een microdose psychedelische truffels (met psilocybine) op creatief denkvermogen. Deelnemers (reeds ervaren microdosers) voerden vóór en na inname van een microdosis (ongeveer 0,37 g psilocybinetruffels, een fractie van een tripdosis) diverse creativiteitstesten uit. Resultaten: Zowel divergent denken (unieke, veelvoudige oplossingen bedenken) als convergent denken (het vinden van één juiste oplossing) verbeterden significant na de microdose vergeleken met ervoor. Concreet presteerden deelnemers beter op de Alternative Uses Task (een test die creatieve vindingrijkheid meet) en de Picture Concept Task (samenhang zien tussen ogenschijnlijk ongerelateerde afbeeldingen). Deze bevindingen vormen kwantitatieve steun voor wat tot dusver anekdotisch werd beweerd: microdoseren kan creatieve probleemoplossing bevorderen. Tegelijkertijd bleef hun intelligentie (Raven’s matrices) onveranderd, wat suggereert dat de microdose specifiek de creatieve flexibiliteit verhoogde zonder algemene cognitieve vaardigheden te beïnvloeden.

Naast microdoseren is ook gekeken naar effecten van volledige psychedelische dosissen op creativiteit, hoewel dit moeilijker objectief te meten is. Klassieke psychedelica zoals LSD en psilocybine staan erom bekend associatief denken en verbeelding te versterken tijdens de acute fase – dit kan resulteren in nieuwe artistieke inzichten of conceptuele doorbraken. Zo rapporteerden vrijwilligers in oudere experimenten dat ze originele ideeën kregen of vastzittende problemen vanuit een nieuw perspectief zagen tijdens een LSD-trip. Formeel klinisch onderzoek hiervan is schaars, maar één beroemde (zij het kleine) studie in 1966 liet technici en wetenschappers een hoge dosis LSD (~200 µg) nemen onder begeleiding; vele deelnemers wisten daarna creatieve oplossingen te bedenken voor problemen waar ze eerder op vastliepen. Moderne trials met hoge doses richten zich doorgaans op therapie i.p.v. creativiteit, maar als neveneffect ziet men wel eens toename in openheid en fantasierijk denken in persoonlijkheidsmetingen na een psilocybine- of LSD-sessie.

Werkingsmechanismen: Psychedelica beïnvloeden neurotransmittersystemen (met name serotonine 5-HT_2A receptoren) die betrokken zijn bij cognitieve flexibiliteit. Er is geopperd dat microdoseringen een optimale balans creëren tussen focus en flexibiliteit in het brein. In de eerdergenoemde microdose-studie speculeren de auteurs dat psychedelica het ‘metacontrol’-beleid van de hersenen bijstellen: minder rigide vasthouden aan één denkrichting (persistence) en iets meer vrije associatie (flexibility). Dit uit zich in meer originele ideeën zonder de draad kwijt te raken, een ideale mix voor creativiteit. Hoge doseringen daarentegen zetten het sensorische en associatieve brein volledig open, wat kan leiden tot radicale nieuwe inzichten of artistieke visie, maar ook tot afleiding en chaos tijdens de trip zelf. Zodoende kan een macrodosis potentieel creatieve inspiratie geven (bijvoorbeeld een visionair idee), terwijl een microdosis eerder kleine verbeteringen in dagelijkse creatieve prestaties levert.

Microdosering vs. macrodosering: Hierbij speelt het bovengenoemde verschil. Microdosering (bijv. 1/10^e^ van een normale dosis, genomen om de paar dagen) veroorzaakt geen overweldigende hallucinaties of functieverlies, zodat men alledaagse taken kan uitvoeren. De subtiele neurochemische veranderingen lijken voldoende om een creativiteitsboost te geven zonder de gebruiker te intoxiceren. Echter, een kanttekening is dat in placebo-gecontroleerde settings het effect soms minder uitgesproken blijkt dan gebruikerssubjectief rapporteren – verwachting kan een rol spelen. Zo benadrukt de Nederlandse studie dat hun bevindingen preliminair zijn en dat placebo-gecontroleerd onderzoek nodig is om de microdose-effecten definitief te bevestigen. Hoge doseringen daarentegen zijn niet praktisch om routinematig in te zetten voor creativiteit (men is urenlang in een alternatieve bewustzijnstoestand en niet productief in conventionele zin). Wel zouden één of twee incidentele trips iemand op een nieuw creatief spoor kunnen zetten – bijvoorbeeld bekende cases waarbij een schrijver na een enkele LSD-ervaring een creatieve doorbraak had – maar zulke uitkomsten zijn persoonsafhankelijk en lastig te kwantificeren.

Risico’s: Over het algemeen wordt microdoseren met psychedelica als veilig ervaren, zonder de zware fysiologische belasting van een volledige trip. In studies met LSD-microdoses (5–20 µg) zagen onderzoekers geen significante verandering in hartslag of bloeddruk, en positieve stemmingseffecten traden op bij 20 µg. Toch is milde bijwerking gerapporteerd: bij 20 µg LSD nam bij sommige proefpersonen de verwarring toe en lichte angst, mogelijk door de subtiele psychoactieve effecten. Deze reacties waren tijdelijk. Belangrijk om te noemen is dat een recente placebo-gecontroleerde trial (2021–2023) met herhaalde lage LSD-doses voor ADHD bij volwassenen géén verschil vond tussen LSD (20 µg, 2× per week) en placebo in het verbeteren van concentratie of symptomen. Dit suggereert dat de cognitieve voordelen van microdoseren mogelijk deels placebo of niet groot genoeg zijn voor klinische significantie – en waarschuwt tegen te hooggespannen verwachtingen. Bij hoge doses psychedelica is overschatting van eigen creatieve vermogen weleens een valkuil: iemand kan tijdens de trip briljante ideeën opschrijven die nuchter bezien onsamenhangend blijken. Daarnaast brengt een grote trip uiteraard de gebruikelijke risico’s mee (acute desoriëntatie, potentiële angstige ervaring), wat creativiteit ook kan blokkeren als de setting verkeerd is.

Conclusie: Voor creativiteitsbevordering tonen vroege onderzoeken dat microdoseringen psychedelica de prestaties op creatieve taken bescheiden kunnen verbeteren. Gebruikers voelen zich vaak vrijer in hun denken en bedenken originelere oplossingen na microdoses, hoewel harde bewijzen nog in ontwikkeling zijn. Hoge doses psychedelica hebben historisch geleid tot doorbraak-ervaringen bij individuen, maar zijn niet direct inzetbaar als dagelijkse creatieve tool. Kortom, psychedelica lijken de creatieve potentie van de geest te kunnen verruimen – microdosering op een subtiele, veilige manier, en macrodosering via diepgaande inspiratie – maar meer rigorieuze studies (met placebocontrole) zijn nodig om omvang en betrouwbaarheid van deze effecten vast te stellen.

Verbeteren van focus en concentratie

Er is veel publieke belangstelling voor het idee dat microdoseren van psychedelica de concentratie, aandacht en productiviteit zou verhogen – met name in Silicon Valley-kringen werd LSD-microdosering gepopulariseerd als “het nieuwe koffie”. Wetenschappelijk bewijs hiervoor blijft echter gemengd. Enkele gecontroleerde studies hebben de acute effecten van lage LSD-doses op cognitieve taken onderzocht. In een gerandomiseerde crossover-studie met gezonde vrijwilligers werden 5 µg, 10 µg en 20 µg LSD getest versus placebo op aandacht en cognitieve prestaties. De resultaten lieten bij de laagste en hoogste microdose (5 en 20 µg) een kleine verbetering in volgehouden aandacht zien: proefpersonen hadden minder attentional lapses (minder momentjes van verslapping) tijdens een reactietijdtaak vergeleken met placebo. Dit wijst erop dat microdoseringen inderdaad de waakzaamheid iets kunnen verhogen. De 20 µg dosis liet tevens een toename in positieve gemoedstoestand en energie/arousal zien, wat indirect kan bijdragen aan focus. Echter, diezelfde hoogste microdose ging ook gepaard met een lichte toename in verwarring en angstgevoelens bij sommige deelnemers. Een matige dosis (10 µg) had tussengelegen effecten. Over het algemeen concludeerden de onderzoekers dat lage LSD-doses selectief subtiele voordelen voor stemming en aandacht bieden, maar ook milde psychoactieve effecten hebben, vooral bij de hogere microdosis.

Wanneer we kijken naar klinische populaties met concentratieproblemen, is het beeld minder rooskleurig. Een gerandomiseerde fase-2 trial (2021–2023) onderzocht LSD-microdosering als behandeling voor volwassenen met ADHD (aandachtsstoornis) gedurende 6 weken. De dosering was 20 µg LSD twee keer per week (dus frequent microdoseren). Uitkomst: na 6 weken zagen beide groepen (LSD en placebo) enige verbetering in ADHD-scores, maar er was géén significant verschil tussen LSD en placebo in symptoomreductie. Met andere woorden, de microdoseringen waren niet effectiever dan placebo voor focus en impulscontrole bij ADHD-patiënten. Wel bleek de behandeling veilig en goed verdragen. Deze bevinding is belangrijk, want ze suggereert dat de anekdotische voordelen van microdosing voor concentratie mogelijk te wijten zijn aan verwachting of context. Het is ook mogelijk dat de standaard ADHD-tests en -vragenlijsten subtiele verbeteringen niet detecteren, maar de duidelijke afwezigheid van verschil temperde de aanvankelijke hype.

Microdosering vs. macrodosering: Opnieuw geldt dat microdosering hier de voornaamste benadering is voor focusverbetering, aangezien hoge doses psychedelica juist aandachtsverstoring veroorzaken tijdens het acute effect. Iemand die een volle LSD-trip (100–200+ µg) of psilocybine-trip ondergaat, zal die 6–8 uur allerminst gefocust zijn op alledaagse taken – de aandacht gaat onvermijdelijk naar de intense innerlijke en sensorische ervaringen. Pas ná de reis, in de integratiefase, melden sommige gebruikers een soort “heldere geest” of vernieuwde motivatie, wat indirect op concentratie zou kunnen slaan. Maar dit is niet objectief getest. Microdoseren daarentegen beoogt net onder de waarneembare drempel te blijven, zodat men wel kan werken/studeren en hopelijk net iets meer flow en concentratie heeft. De labresultaten ondersteunen een klein aandachtseffect bij eenmalige doses, maar in de dagelijkse praktijk (zoals bij ADHD) blijkt de bijdrage minimaal te zijn. Een mogelijk verklaringsmechanisme is dat LSD in lage dosis lichte stimulerende eigenschappen heeft (vergelijkbaar met cafeïne of amfetamine, het verhoogt glutamaatactiviteit in de prefrontale cortex en dopamine-afgifte net voldoende om alertheid te verhogen). Echter, de tolerantie voor psychedelica bouwt snel op bij herhaald doseren (receptoren passen zich aan), waardoor een constante focusboost moeilijk vol te houden is bij frequente microdosing.

Risico’s: Microdosering voor concentratie lijkt weinig fysieke risico’s te hebben: in genoemde studies traden geen ernstige bijwerkingen op, en vitale functies bleven grotendeels binnen normale grenzen. Toch moet men bedacht zijn op psychologische effecten, hoe subtiel ook – een fractie van een tripmiddel kan onvoorspelbaar uitpakken afhankelijk van iemands gevoeligheid. Sommige individuen ervaren op microdoses juist afleiding of emotionele labiliteit, wat contraproductief is voor focus. Daarnaast kan het doe-het-zelf karakter van microdosing problematisch zijn: de dosering van illegale LSD of truffels is niet exact en gebruikers kunnen per ongeluk meer binnenkrijgen dan bedoeld, met als gevolg juist verminderde concentratie of zelfs lichte hallucinaties die werken onmogelijk maken. Een ander risico is schijnveiligheid: mensen kunnen denken dat microdosing hun focus verbetert en daardoor andere bewezen strategieën (zoals voldoende slapen, ADHD-medicatie, etc.) verwaarlozen.

Tot slot is belangrijk te noemen dat psychedelica potentieel interfereren met slaap – LSD in lage dosis verhoogde bijvoorbeeld gevoelens van alertheid/arousal, wat laat op de dag ingenomen de nachtrust kan verstoren en zodoende de volgende dag de concentratie juist schaadt.

Conclusie: Het idee dat tripmiddelen in mini-dosering het concentratievermogen verhogen krijgt enige steun van experimenten (minder verslapping bij aandachtstaken, verbeterde alertheid), maar de eerste placebo-gecontroleerde trials tonen geen overtuigend voordeel boven placebo in een klinische context. Microdoseren is veilig bevonden, maar de baten voor focus zijn vermoedelijk klein en persoonsafhankelijk. In het dagelijks leven zullen effecten niet op het niveau komen van bijvoorbeeld stimulantia of training. Hoge doses psychedelica zijn géén optie voor acute focus (eerder het tegenovergestelde), al kunnen ze op de lange termijn iemands mindset ten aanzien van werk of studie positief herstructureren. Samengevat: microdoseren kan hoogstens een mild steuntje bieden in concentratie, maar is geen vervanging voor conventionele methoden, en bij sommigen is het effect niet beter dan een placebo.

Verminderen van fysieke pijn

Psychedelica blijken niet alleen psychisch maar ook lichamelijk analgesie te kunnen bieden. Historisch werd LSD in de jaren ’60 incidenteel getest als pijnstiller bij terminale kankerpatiënten, met opvallende resultaten: in enkele verslagen gaf een volledige LSD-trip langdurige verlichting van pijn die met morfine nauwelijks onder controle te houden was. Recente onderzoeken hebben dit fenomeen opnieuw opgepakt onder modernere voorwaarden. Een placebo-gecontroleerde studie (2020) bij gezonde vrijwilligers testte of een lage LSD-dosis pijnperceptie kan beïnvloeden. Vierentwintig proefpersonen kregen op verschillende dagen 5 µg, 10 µg, 20 µg LSD of placebo, waarna hun pijntolerantie werd gemeten met de Cold Pressor Test (hand in ijswater houden). De uitkomst was dat 20 µg LSD (microdose-range) significant de pijntolerantie verhoogde: deelnemers konden hun hand langer in het koude water houden vergeleken met placebo. Bovendien gaven ze aan minder pijn en onaangenaamheid te ervaren tijdens de test onder invloed van LSD. Dit pijnstillende effect hield uren aan (gemeten 5 uur na inname nog aanwezig). Belangrijk is dat 20 µg LSD onder de perceptuele drempel ligt voor een intense trip – de proefpersonen rapporteerden wel lichte veranderingen in gevoel en een iets verhoogde bloeddruk, plus een kleine toename in angst en dissociatie, maar geen volle psychedelische ervaring. De onderzoekers concludeerden dat LSD in zulke lage dosering een meetbaar analgetisch effect heeft zonder dat de gebruiker “gaat trippen”, wat de weg opent om LSD (of vergelijkbare middelen) verder te onderzoeken als alternatief pijnmiddel.

Een andere opvallende toepassing betreft clusterhoofdpijn, een extreem pijnlijke neurologische aandoening. Al jaren circuleren onder clusterhoofdpijn-patiënten verhalen dat psychedelica hun aanvallen kunnen doorbreken. Een retrospectieve studie gepubliceerd in het vakblad Neurology bevestigde deze anekdotes: 53 clusterhoofdpijn-patiënten die zelf psilocybine-paddo’s of LSD hadden gebruikt, werden geïnterviewd over de effecten. Resultaten: 22 van de 26 mensen die psilocybine rond het begin van een clusterhoofdpijn-aanval namen, gaven aan dat het de aanval acuut beëindigde. Daarnaast zeiden 7 van de 8 mensen die LSD gebruikten, en 25 van de 48 psilocybingebruikers, dat één of enkele doses ook hun hele clusterperiode voortijdig beëindigden (dus de cyclus van herhaalde aanvallen stopte). Even opvallend: bijna alle respondenten (18 van 19 voor psilo, 4 van 5 voor LSD) meldden dat hun aanvalsvrije periode daarna werd verlengd – de remissie tussen clusters duurde langer dan gebruikelijk. Dit is uiteraard een ongecontroleerde patiëntenervaring-studie, maar de consistentie van de antwoorden suggereert dat psychedelica bij clusterhoofdpijn een uniek mechanisme aanspreken dat de aandoening reset. Huidige klinische trials (o.a. in Duitsland) onderzoeken nu laaggedoseerde 2-bromo-LSD (een niet-hallucinogene LSD-variant) als profylaxe tegen clusterhoofdpijn.

Ook ketamine, een dissociatief anestheticum dat soms tot de psychedelica gerekend wordt vanwege vergelijkbare bewustzijnsveranderingen, heeft sterke pijnstillende eigenschappen. Ketamine is al decennia een erkend analgeticum in de geneeskunde: in de anesthesie wordt IV-ketamine als additief gegeven om postoperatieve pijn te verminderen en de behoefte aan opioïden omlaag te brengen. Bij chronische pijnsyndromen (zoals zenuwpijn of CRPS) worden ketamine-infusies off-label ingezet wanneer andere behandelingen falen. Recente studies en reviews tonen dat lage doses ketamine infuus (zogenaamde subanesthetic doses) bij sommige patiënten aanzienlijke pijnreductie kunnen geven, zij het vaak tijdelijk. Daarnaast is ontdekt dat ketamine’s snelle antidepressieve effect bij chronische pijnpatiënten indirect de pijnbeleving verbetert – pijn en depressie zijn verweven, en ketamine kan die vicieuze cirkel deels doorbreken.

Werkingsmechanismen: De analgesie door psychedelica berust deels op directe neurobiologische effecten, deels op psychologische herinterpretatie van pijn. LSD en psilocybine werken op serotoninereceptoren die ook in de pijnmodulatie een rol spelen (bijv. in de dorsale hoorn van het ruggenmerg en in de centrale pijnverwerking). Ze zouden mogelijk het endogene pijnonderdrukkende systeem activeren. LSD’s effect in de Cold Pressor Test bijvoorbeeld, kan komen door beïnvloeding van de 5-HT_2A-receptoren die pijnsignalen dempen. Ketamine werkt heel anders: het blokkeert NMDA-receptoren, wat hyperactieve pijnbanen tot rust brengt en ook een golf van neuroplasticiteit teweegbrengt (nieuwe synapsvorming) die bij chronische pijn verlichting kan geven. Psychologisch gezien kunnen psychedelica mensen een andere relatie tot hun pijn laten ontwikkelen. Tijdens een trip wordt pijn soms ervaren als sensatie zonder emotionele lading, of men “observeert” de pijn van afstand (dissociatie bij ketamine). Dit bleek uit interviews in een ketamine-therapie studie voor alcoholverslaving: patiënten beschreven een “observer state” buiten hun lichaam waardoor ze pijn en drang beter konden bekijken zonder erin meegezogen te worden. Evenzo rapporteren terminale patiënten na een psilocybine-sessie minder pijn én minder angst omtrent de pijn, mogelijk door een spirituele of emotionele acceptatie die ontstaat.

Microdosing vs. macrodosing: Interessant is dat voor pijnstilling géén volledige trip noodzakelijk lijkt. De LSD-studie liet analgesie zien bij 20 µg (microdose) zonder sterke trip. Sommige clusterhoofdpijn-patiënten melden dat zelfs sub-hallucinogene dosissen (microdoses) al effect hebben op hun aanvallen, al zeggen anderen dat een enkele volwaardige trip de gehele clusterperiode beëindigt. Het ideale doseringsprotocol is nog onduidelijk en mogelijk verschillend per aandoening. Microdoseren zou voordelen hebben qua functionaliteit – patiënt blijft aanspreekbaar – maar misschien minder langdurig effect geven dan een diepe sessie. Macrodosering (een volledige psychedelische ervaring) zou in context van pijn vooral zinvol kunnen zijn bij chronische pijn met een sterke psychologische component (bv. pijn door trauma of psychosomatiek), omdat dan tijdens de trip de onderliggende emotionele lading verwerkt kan worden. Echter, een patiënt met ernstige fysieke pijn kan moeite hebben om een intensieve trip te doorstaan als de pijn niet eerst onderdrukt is. Hierom wordt bij potentieel traumatische pijn (bv. brandwondenbehandelingen) eerder ketamine (met verdovende en geheugenblokkerende eigenschappen) gebruikt.

Risico’s: Het gebruik van psychedelica voor pijn is veelal experimenteel, dus veiligheid moet goed gemonitord worden. Uit de kleine studies zijn geen ernstige veiligheidsproblemen gebleken: LSD-microdosing gaf een milde bloeddrukstijging en incidenteel wat angst of dissociatiegevoelens, maar alles binnen aanvaardbare marges. Ketamine-infusies voor pijn kunnen bij sommige patiënten hallucinaties of bloeddrukpieken veroorzaken, maar onder medische supervisie is dit meestal beheersbaar met dosisaanpassing of kalmerende co-medicatie. Een aandachtspunt is misbruikpotentieel: klassieke psychedelica (LSD, psilo) zijn niet verslavend en eerder zelfcorrigerend (men wil ze niet vaak herhalen vanwege tolerantie en zware ervaring). Ketamine daarentegen heeft een bekend risico op verslaving bij recreatief gebruik; herhaald veelvuldig gebruik kan leiden tot blaasschade en cognitieve klachten. Daarom wordt ketamine therapeutisch meestal in een beperkt aantal sessies gegeven en niet als dagelijkse pijnstiller. Tenslotte kan het onvoorspelbare karakter van een trip een risico zijn bij somatische patiënten – een onprettige hallucinatie terwijl iemand al pijn lijdt kan traumatiserend zijn. Goede screening (bijvoorbeeld niet toepassen bij patiënten met psychosegevoeligheid) en set & setting zijn dus net zo belangrijk in pijnbestrijding als in psychisch gebruik.

Conclusie: Zowel klassieke psychedelica als ketamine tonen potentie om fysieke pijn te verlichten, via unieke werkingsmechanismen. LSD in lage dosis blijkt een matig maar langdurig analgetisch effect te geven zonder bedwelming. Psilocybine en LSD op hoge dosering kunnen specifieke neurologische pijnsyndromen doorbreken, zoals clusterhoofdpijn, waar ze aanvallen stoppen en remissie verlengen volgens patiëntverslagen. Ketamine is al een gevestigde, zij het specialistische, optie voor acute en chronische pijnstilling en krijgt hernieuwde aandacht in combinatie met therapie. Psychedelische pijnbehandeling staat nog in de kinderschoenen, maar de resultaten tot nu toe wijzen erop dat deze middelen zowel biologisch (receptorbinding) als psychologisch (betekenisverlening) de pijnervaring ten goede kunnen veranderen. Met verdere studies zou triptherapie een waardevolle aanvulling kunnen worden in het arsenaal tegen moeilijke pijnbeelden – vooral waar conventionele pijnstillers tekortschieten.

Inzicht in en verwerking van trauma

Een van de meest veelbelovende gebieden voor psychedelische therapie is de behandeling van trauma-gerelateerde stoornissen, met name posttraumatische stress-stoornis (PTSS). Hierbij springt vooral MDMA-geassisteerde therapie eruit: MDMA wordt wel de “empathogeen” genoemd en helpt traumapatiënten emoties te herbeleven in een veilige context. In een grote fase-3 klinische trial (gepubliceerd in Nature Medicine, 2021) onder PTSS-patiënten (meestal met zware, jarenlange trauma’s) werd MDMA-therapie getest tegen placebo-therapie. De opzet bestond uit drie enkelvoudige MDMA-sessies (± 80–120 mg, met eventueel een kleine bijdosering) verdeeld over enkele weken, met daartussen integratieve psychotherapie. De resultaten waren baanbrekend: de groep die MDMA + therapie kreeg liet een sterke afname van PTSS-symptomen zien vergeleken met de placebo + therapie groep. Gemiddeld daalde de PTSS ernstscore (CAPS-5) in de MDMA-groep ~24 punten vs ~14 punten bij placebo, een significant verschil (effectgrootte Cohen’s d ≈ 0,7). Belangrijker nog: 71% van de patiënten in de MDMA-groep voldeed na de behandeling niet langer aan de diagnostische criteria voor PTSS, tegenover 47% in de placebogroep. Tevens bereikte ~46% in de MDMA-groep volledige remissie (symptoomvrij), ruim dubbel zoveel als in de controlegroep. Deze voordelen bleken duurzaam: bij follow-up maanden later waren de meeste verbeteringen behouden. Bovendien werd de behandeling goed verdragen: MDMA veroorzaakte geen toename in suïcidale gedachten of verslaving en toonde geen significante hartproblemen in dit gecontroleerde kader. Dit alles wijst erop dat MDMA-ondersteunde psychotherapie een hoogst effectieve en veilige interventie is voor ernstige PTSS, zelfs bij mensen met complexe jeugdtrauma’s die op conventionele therapie slecht reageren.

Naast MDMA komen ook klassieke psychedelica in beeld voor traumaverwerking. Hoewel hier het onderzoekstraject iets achterloopt, zijn er kleine studies en casusseries die suggereren dat psilocybine, ayahuasca en LSD inzichten in trauma kunnen faciliteren. Zo melden oorlogsveteranen die deelnemen aan ceremonies met ayahuasca (een psychedelische drank) vaak dat ze hun oorlogstrauma in visioenen herbeleefden en emotioneel konden verwerken, met vermindering van PTSS-symptomen nadien. Formele trials met psilocybine voor PTSS zijn lopende; de verwachting is dat psilocybine via haar mystiek-psychologische effect traumatische herinneringen van een nieuwe betekenis kan voorzien, vergelijkbaar met hoe het existentiële angst bij kankerpatiënten hielp reduceren (daar zagen we verbeterde acceptatie van levensgebeurtenissen).

Werkingsmechanismen: MDMA werkt duidelijk anders dan klassieke psychedelica en is als therapie-tool bij trauma uniek. MDMA geeft een acute staat van empathie, veiligheid en emotionele openheid. Neurobiologisch wordt dit toegeschreven aan enorme verhoging van serotonine en oxytocine, en demping van amygdala-activiteit (het hersengebied dat angstrespons reguleert). Hierdoor kunnen patiënten overweldigende herinneringen oproepen zonder overspoeld te worden door paniek. Ze behouden contact met de therapeut en voelen zich doorgaans kalm en zelfverzekerd genoeg om pijnlijke details te bespreken die eerder onbenaderbaar leken. Onder invloed van MDMA nemen ook gevoelens van schuld en schaamte vaak af – men kan met meer zelfcompassie naar het eigen verleden kijken. Dit is cruciaal, want ernstige trauma’s gaan vaak gepaard met zelfverwijt en een gevoel van onwaardigheid, wat therapie blokkeert. Uit nadere analyses van de MDMA-trials bleek dat bij de MDMA-groep de scores op self-compassion en emotionele regulatie sterk verbeterden, véél meer dan in de placebo-groep. Dit suggereert dat toegenomen zelfcompassie een mediërend mechanisme is: MDMA helpt mensen zichzelf met vriendelijkheid te benaderen, waardoor ze het trauma kunnen integreren in hun levensverhaal in plaats van het weg te drukken.

Klassieke psychedelica (zoals psilocybine) faciliteren traumaverwerking waarschijnlijk via een combinatie van emotionele doorbraak en cognitieve herstructurering. Tijdens een diepe psilocybinetrip kunnen verdrongen herinneringen of emoties onverwacht naar boven komen in een symbolische of levensechte vorm. De intense ervaring, vaak gepaard met inzichten of spirituele componenten, kan iemand een nieuw perspectief op het gebeurde geven – men ziet bv. het grotere geheel of ervaart vergeving naar zichzelf of de daders. Daarnaast bevordert psilocybine neuroplasticiteit: na een sessie is het brein in een meer flexibele staat, klaar om nieuwe verbindingen te leggen en oude, rigide angstpatronen los te laten. Dit fenomeen is ook aangetoond in muizenstudies van stress: één hoge dosis psychedelica kan vastgeroeste fear responses verminderen en de aanmaak van nieuwe neuronen stimuleren. Al deze factoren – de intense herbeleving in een veilige context, de meaning-making, de biologische plasticiteit – dragen bij aan wat patiënten vaak omschrijven als “het trauma een plek kunnen geven” na psychedelische therapie.

Microdosing vs. macrodosing: Voor echte traumaverwerking is een volledige, diepgaande sessie waarschijnlijk vereist. Microdoseren van MDMA of psilocybine is geen gebruikelijke benadering voor PTSS – kleine doses hebben niet de therapeutische doorbraakkracht en kunnen zelfs licht jitterig maken (bij MDMA microdoseren is weinig onderzocht en zou eerder stimulerend werken dan empathogeen). In tegenstelling, één tot drie grote MDMA-sessies met integratiegesprekken blijken voldoende om jarenlange PTSS aanzienlijk te verlichten. Microdoseren zou hooguit kunnen dienen om stemming of dagelijks functioneren iets te verbeteren, maar niet om diepe trauma’s te verwerken. Daarom richt onderzoek zich vrijwel uitsluitend op macrodoses in therapiecontext voor trauma.

Risico’s: MDMA-therapie is inmiddels bij honderden PTSS-patiënten toegepast in klinische trials en over het algemeen veilig gebleken. Wel moeten fysieke contra-indicaties (hartproblemen, onbehandelde hoge bloeddruk) en bepaalde medicaties (bv. MAO-remmers) worden uitgesloten, omdat MDMA het hart belast en de lichaamstemperatuur kan verhogen. Tijdens MDMA-sessies komen soms intens verdriet of angst omhoog als trauma’s worden doorleefd – dit is inherent aan de verwerking, maar vereist deskundige begeleiding zodat het productief blijft en niet traumatisch op zichzelf. Gelukkig melden de meeste MDMA-patiënten ondanks het oproepen van pijnlijke herinneringen een gevoel van controle en afwezigheid van extreme angst dankzij het middel. Klassieke psychedelica bij trauma brengen de bekende risico’s mee: een “bad trip” als iemand zonder voldoende steun zware traumatische beelden krijgt, kan schadelijk zijn. Daarom worden deze middelen (buiten MDMA) voor PTSS nog met grote zorgvuldigheid verkend; bij voorkeur in medische setting met therapeut(en) aanwezig gedurende de hele sessie, zodat de patiënt nooit alleen is met opkomend trauma. Verder zijn er incidentele case reports van psychedelica die latente psychoses triggerden – dit is uiterst zeldzaam, maar men screent uit voorzorg op familiegeschiedenis van schizofrenie/bipolaire stoornis alvorens trauma-patiënten aan een triptherapie te laten deelnemen.

Conclusie: Psychedelische therapie – in het bijzonder MDMA-geassisteerde psychotherapie – luidt waarschijnlijk een nieuw tijdperk in voor trauma behandeling. De fase-3 resultaten tonen dat ~2/3 van chronische PTSS-patiënten met MDMA-therapie een klinisch significante verbetering bereikt, vaak tot volledige genezing, waar reguliere methoden tekortschieten. Deze aanpak werkt door het unieke vermogen van MDMA om veiligheid, zelfcompassie en emotionele verwerking tegelijkertijd te faciliteren. Ook klassieke psychedelica beloven vergelijkbare doorbraken in inzicht en verwerking, zij het via een andere route (minder gecontroleerd, meer visionair). Vervolgonderzoek zal moeten uitwijzen hoe deze middelen het best ingezet kunnen worden. Maar de contouren zijn duidelijk: triptherapie geeft veel mensen met diepe trauma’s nieuw perspectief en vermindering van hun psychische lijden, op een schaal die met conventionele therapie zelden gezien is.

Versterken van zelfliefde en zelfcompassie

Psychedelische ervaringen gaan vaak gepaard met veranderingen in hoe iemand zichzelf ziet en behandelt. Veel gebruikers rapporteren na een intense trip een toegenomen zelfacceptatie, vergeving naar zichzelf en gevoel van verbondenheid met anderen, wat neerkomt op versterkte zelfliefde en zelfcompassie. Wetenschappelijk begint dit fenomeen ook aandacht te krijgen. Uit secundaire analyses van de eerdergenoemde MDMA-PTSS studies bleek dat MDMA-therapie niet alleen PTSD-symptomen reduceerde, maar ook alle dimensies van zelfcompassie significant verbeterde (zoals gemeten met de Self-Compassion Scale). In vergelijking met placebo-therapie liet de MDMA-groep grotere vooruitgang zien in zelfvriendelijkheid (self-kindness), besef van gedeelde menselijkheid (“ook anderen kampen met fouten en leed”) en mindful omgaan met eigen gedachten. Trauma-experts merken op dat deze toename in zelfcompassie waarschijnlijk een belangrijke sleutel is tot herstel: patiënten die zichzelf niet langer haten of de schuld geven voor het gebeurde, staan open voor genezing. MDMA lijkt dit proces dus te versnellen door de usual “innerlijke kritische stem” te verzachten en te vervangen door empathie voor zichzelf.

Ook klassieke psychedelica kunnen leiden tot meer zelfliefde, zij het via mystieke of inzichtgerichte routes. Een onderzoek met de psychedelische drankje ayahuasca in een niet-klinische setting gaf 45 deelnemers voor en na een ceremonie vragenlijsten over zelfcompassie en zelfkritiek. De scores na de ayahuasca-ervaring lieten een significante verbetering in zelfcompassie zien, met middelgrote tot grote effect sizes (η^2 = 0,18–0,28). Tegelijk namen hun zelfkritiek scores duidelijk af (p < 0,01) en nam positieve zelf-reassurance toe. Dit betekent dat de deelnemers milder over zichzelf gingen denken en zich fouten vergeven, tot ten minste een dag na de ceremonie. Hoewel dit een open label studie was zonder controlegroep, ondersteunen de resultaten het idee dat psychedelische ervaringen transformatief kunnen zijn voor iemands zelfbeeld. Evenzo is uit studies met psilocybine-therapie bij depressie gebleken dat patiënten na een sessie vaak spreken over “het gevoel van verharding tegenover mezelf is weg” en dat ze meer zelfzorg tonen. In een case-serie rapporteerden depressieve patiënten na psilocybine verbeteringen in “zelfeffectiviteit en zelfbeeld”, en in de bovengenoemde kankerstudie schreven mensen verbeterde attitudes about self toe aan de psilocybine-ervaring.

Verklaringen: Waar conventionele therapie soms lang moet werken aan het opbouwen van zelfcompassie (bijv. via mindfulness of cognitieve gedragstechnieken), lijkt een psychedelische ervaring een snelkookpan te zijn voor dit proces. Ego-vervlakking of -dissolutie, die vaak optreedt op het hoogtepunt van een trip, kan iemand het gevoel geven los te staan van de gebruikelijke zelfkritiek-stem. Men ervaart zichzelf als deel van een groter geheel of ziet zichzelf door “ogen van liefde” (zoals MDMA dat chemisch induceert). Dit kan leiden tot een diep gevoel van acceptatie: fouten uit het verleden worden gezien zonder oordeel, emoties van schaamte maken plaats voor begrip. Daarnaast doorbreken psychedelica starre zelfbeelden in de hersenen; via verhoogde neuronale connectiviteit worden negatieve zelfassociaties (bijvoorbeeld “ik ben niets waard”) losgeschud en kunnen positievere narratieven ontstaan. Oxytocine-afgifte speelt mogelijk ook een rol – met name bij MDMA – aangezien oxytocine empathie en verbondenheid bevordert, niet alleen naar anderen maar ook naar jezelf. Tenslotte rapporteren veel mensen tijdens psychedelische sessies “spirituele” inzichten zoals onvoorwaardelijke liefde of het inzicht dat ze zichzelf moeten vergeven; zulke inzichten kunnen een blijvende houdingverschuiving teweegbrengen richting zelfcompassie.

Microdosing vs. macrodosing: Opnieuw ligt de nadruk hier op volledige immersieve psychedelische sessies als katalysator voor zelfliefde. Een microdosis zal hooguit de stemming iets verbeteren of de gebruiker iets opener maken, maar brengt niet de life-changing perspectiefverschuiving teweeg die iemands zelfbeeld transformeert. Het is die intense piekervaring – of het nu een MDMA-emotionele ontlading is of een psilocybine-mystieke eenheidservaring – die vaak wordt genoemd als moment waarop men zichzelf voor het eerst echt met compassie kon bekijken. Bijvoorbeeld, trauma-patiënten zeggen na MDMA: “Ik voelde voor het eerst sinds lang liefde voor het gekwetste kind in mij in plaats van zelfhaat.” Dergelijke paradigmaverschuivingen vergen doorgaans een macrodosis-ervaring. Microdoseren zou eventueel kunnen bijdragen aan incrementele verbeteringen (bijv. iets meer gevoeligheid voor eigen behoeften over tijd), maar dit is niet vastgesteld in onderzoek.

Risico’s: Het ontwikkelen van meer zelfliefde via psychedelica klinkt bijna alleen maar positief, maar er zijn enkele kanttekeningen. Soms kan tijdens een trip juist een fase optreden waarin men extreem geconfronteerd wordt met eigen tekortkomingen – de beruchte “ego death” kan gepaard gaan met gevoelens van nietigheid of schuld voordat de omslag naar acceptatie komt. Zonder goede begeleiding kan iemand in die fase blijven hangen en zich nadien juist geknakt voelen. Daarom is integratie naderhand essentieel: therapeutische nabespreking om negatieve zelfbeelden die bovenkwamen alsnog om te buigen naar compassie. In zeldzame gevallen zouden mensen een zogenaamde “messiascomplex” kunnen ontwikkelen na herhaalde psychedelica (overdreven zelfwaarde), maar dit wordt meer gerapporteerd bij onverstandig frequent gebruik dan bij therapie. Een ander praktisch risico: zelfliefde kan in onze prestatiemaatschappij vreemd genoeg weerstand oproepen – iemand die plots besluit destructieve relaties te verlaten of een stressvolle baan op te zeggen uit zelfcompassie, maakt wel grote levensbeslissingen. Het is geen direct medisch risico, maar wel iets om rekening mee te houden bij integratie: veranderingen in zelfbeeld kunnen ook veranderingen in levensstijl vereisen, wat begeleiding behoeft.

Conclusie: Psychedelische therapie blijkt een krachtig middel om zelfliefde en zelfcompassie te bevorderen. Of het nu door de hartopenende werking van MDMA is of de diepe inzichtgevende aard van psilocybine/ayahuasca, patiënten leren vaak om zichzelf met mildheid en begrip te bezien – vaak voor het eerst in jaren. Studies documenteren significante toenames in zelfcompassie-scores en afname van zelfkritiek na dergelijke sessies. Dit aspect is therapeutisch zeer waardevol, aangezien een gebrek aan zelfcompassie ten grondslag ligt aan diverse psychopathologieën (depressie, trauma, verslaving). Door de hervonden vriendelijkheid naar zichzelf krijgen mensen de ruimte om te helen en gezondere keuzes te maken. Samenvattend: triptherapie kan een transformatief effect hebben op iemands relatie met zichzelf, namelijk door zelfacceptatie en liefde te laten ervaren op een dieper niveau dan traditionele gesprekken doorgaans bereiken.

Behandeling van alcoholverslaving

Verslaving, en specifiek alcoholverslaving (alcohol use disorder), is een gebied waar psychedelica verrassend sterke resultaten tonen. Reeds in de jaren ’50-’60 experimenteerden psychiaters met LSD bij alcoholisten, omdat anekdotisch één diepe LSD-trip soms leidde tot abrupt stoppen met drinken. Moderne wetenschap heeft deze oude hint herbevestigd. Een meta-analyse van 6 placebogecontroleerde trials uit de jaren ’60 (536 patiënten totaal) vond dat een enkele hoge dosis LSD (meestal rond 200–500 µg) als toevoeging aan de gangbare alcoholisme-behandeling significant betere uitkomsten gaf dan placebo. Ongeveer 59% van de LSD-groep vertoonde verbetering in alcoholmisbruik bij follow-up, tegen 38% in de controlegroep (odds ratio ~1,96). Met andere woorden, één LSD-sessie verdubbelde grofweg de kans op substantiële vooruitgang (zoals periodes van abstinentie of sterk verminderd drinken) vergeleken met geen trip. Deze effecten hielden vaak maanden tot een half jaar aan, al vielen sommige patiënten later terug. Lange tijd is dit bewijs terzijde geschoven, maar het gaf aanleiding tot nieuw onderzoek met psilocybine, dat immers een vergelijkbaar werkingsprofiel heeft als LSD.

In 2022 publiceerde een team (Bogenschutz e.a.) de eerste moderne RCT voor psilocybine bij alcoholverslaving. Hierbij kregen 95 alcoholafhankelijke volwassenen twaalf weken psychotherapie; halverwege en aan het eind was de medicatie-component: twee sessies met ofwel psilocybine (25–40 mg/70 kg) ofwel een actieve placebo (diphenhydramine antihistamine). De uitkomstmaat was het percentage dagen van zwaar drinken in de 8 maanden na de eerste dosis. De resultaten waren veelbelovend: De psilocybinegroep spendeerde gemiddeld slechts ~9,7% van de dagen aan zwaar drinken, tegenover 23,6% in de placebogroep gedurende de follow-up. Dit verschil (~14 procentpunt) was statistisch significant (p=0,01). Ook dronken psilocybinepatiënten in het algemeen minder glazen per dag dan de controlegroep. Bovendien bereikte bijna de helft van de psilocybinegroep complete abstinentie gedurende lange perioden. Er traden geen ernstige bijwerkingen op in de psilocybine-arm – geen acute psychoses, geen hartproblemen – alleen de verwachte tijdelijke perceptuele veranderingen tijdens de sessies. Deze studie biedt sterk bewijs dat psilocybine (met therapie) een robuuste reductie in alcoholgebruik kan bewerkstelligen, bovenop het effect van therapie alleen.

Ook ketamine-ondersteunde therapie wordt onderzocht als hulpmiddel bij alcoholverslaving. Een Britse trial (KARE, 2022) includeerde 96 zware drinkers die net waren afgekickt, en randomiseerde hen naar drie IV-ketamine infusies (0,8 mg/kg) plus therapie, ketamine zonder therapie, placebo-infusies plus therapie, of placebo zonder therapie. De interessantste vergelijking is ketamine met therapie vs placebo met therapie. Uit de resultaten: de ketamine+therapie-groep bleef in de 6 maanden opvolgperiode gemiddeld 162 van 180 dagen geheel abstinent (87%), wat significant hoger was dan de placebo+therapie groep. Feitelijk waren degenen die ketamine-therapie kregen 2,5 keer meer geneigd om volledig nuchter te blijven gedurende de studie dan degenen met placebo-therapie. Hoewel alle groepen na detox weer deels gingen drinken, dronk de ketaminegroep aanzienlijk minder vaak boven de aanbevolen limiet. Tevens zagen zij betere stemming na 3 maanden en verbeterde leverwaarden (indicatief voor minder alcoholschade). Ketamine zelf was in deze setting veilig: geen aanwijzingen voor cognitieve achteruitgang of verslaving eraan, en leverfunctie was juist beter omdat men minder dronk. Deze veelbelovende fase-2 bevindingen hebben geleid tot een grotere, lopende trial.

Werkingsmechanismen: Hoe kunnen psychedelica nu helpen bij iets fysieks verslavends als alcohol? Verslaving kent psychologische wortels – uitblijven van inzicht, vicieuze cirkels van zelfmedicatie, vastgeroeste gedragspatronen – waarop psychedelica precies invloed uitoefenen. LSD/psilocybine kunnen een alcoholist bijvoorbeeld een soort veranderde bewustwording geven: tijdens de trip ziet de persoon met een helikopterview wat alcohol met zijn leven doet, of ervaart een doorbraak van emotie (bv. onderliggende trauma’s of angsten die de drang om te drinken voedden). Deze ervaringen kunnen de motivatie tot blijvende verandering dramatisch verhogen. Velen omschrijven een psychedelische sessie als “jaren therapie in één nacht” – men begrijpt waarom men dronk en hoe het anders kan, wat de basis legt voor langdurige gedragsverandering. Biologisch gezien is er ook een hypothese: psychedelica verhogen neuronale plasticiteit en kunnen mogelijk de beloningscircuits resetten. Bij chronisch alcoholmisbruik is het dopaminerge beloningssysteem ongevoelig geworden voor normale beloningen en hyper-responsief voor alcohol. Psychedelica (inclusief ketamine) zouden die gebaande paden kunnen verstoren, waardoor de geest weer ontvankelijker wordt voor alternatieve bevrediging en minder obsessief verlangt naar alcohol. Ketamine heeft aanvullend het effect dat het (net als bij depressie) het glutamaatsysteem beïnvloedt en nieuwe verbindingen stimuleert, wat kan helpen om uit de rigide denkstijl van verslaving te breken.

Microdosing vs. macrodosing: Bij verslavingsbehandeling gaat de aandacht vooral uit naar enkele hoge dosis sessies als katalysator voor abstinentie. Microdoseren is niet onderzocht of aanbevolen voor alcoholverslaving, mede omdat consistent (dagelijks) gebruik van een psychoactieve stof bij een verslaafde contra-intuïtief is. Eerder wil men een doorbraakervaring bewerkstelligen die het gedragspatroon omslaat. Zowel LSD als psilocybine zijn in onderzoeksverband dan ook in 1 tot 2 volwaardige tripdoses gegeven binnen een therapieprogramma. Die enkele experiences (met intensieve voorbereiding en nabespreking) bleken voldoende om langdurige reducties in gebruik te initiëren. Microdosering zou wellicht craving enigszins kunnen verminderen (er zijn onofficiële meldingen van mensen die microdoseren om trek in drank te onderdrukken), maar dit is niet systematisch getest en blijft speculatie.

Risico’s: Het inzetten van psychedelica bij verslaafden vereist prudente zorg. Enerzijds zijn LSD/psilocybine niet verslavend – dat is gunstig, men vervangt dus niet de ene verslaving door een andere. Anderzijds kunnen er acute gevaren zijn: iemand met een zeer hoog promillage of die net in ontwenning is, kan fysiek instabiel zijn; daarom liet de psilocybine-studie patiënten eerst detoxen en enige tijd droog staan voordat de sessies plaatsvonden. Hallucinogenen kunnen onvoorspelbaar zijn bij mensen met zware verslavingsachtergrond (die soms co-morbide mentale stoornissen hebben). Toch lieten de moderne trials zien dat er geen verhoogde incidentie van psychoses of onbeheerste reacties was – de sessies verliepen veilig en focusten op het verslavingsprobleem. Tijdens de trip kan emotioneel flink wat loskomen (schaamte, spijt, verdriet over verloren tijd), wat overweldigend kan zijn; professionele begeleiding is dus een must om dit in goede banen te leiden en om te zetten in motivatie. Voor ketamine geldt dat het middel zelf wel verslavingspotentieel heeft, maar in de gecontroleerde trialsetting (slechts 3 infusen) is dat risico minimaal. Niettemin is het belangrijk dat psychedelische therapie voor verslaving altijd geïntegreerd is in een breder afkick- en nazorgprogramma – het is geen magie die op zichzelf een verslaving laat verdwijnen. Als de psychosociale context na de sessie niet verandert, kan iemand terugvallen. Daarom combineren onderzoeken het steevast met evidence-based therapie (zoals Motivational Enhancement of CGT bij alcoholverslaving).

Conclusie: Psychedelica bieden een veelbelovend nieuw instrument in de behandeling van alcoholverslaving. Historisch LSD-onderzoek en recente psilocybine-trials tonen aanzienlijke reducties in alcoholgebruik na slechts één of twee psychedelische sessies. Ketamine-therapie laat eveneens verbeterde abstinentiecijfers zien in combinatie met psychotherapie. De kracht lijkt te liggen in het doorbreken van vastgeroeste verslavingsgedachten en het bieden van een perspectief- of bewustzijnsverandering waardoor patiënten gemotiveerd raken om nuchter te blijven. Uiteraard zijn psychedelica geen stand-alone cure: ze werken het best naast een solide psychologisch vangnet en nazorg. Maar de onderzoeksresultaten tot dusver laten een niveau van effectiviteit zien (met grote effectgroottes en langdurige follow-up successen) dat in het veld van verslavingszorg zelden is gezien. Daarmee zouden middelen als psilocybine en LSD – onder de juiste omstandigheden – weleens een doorbraak kunnen betekenen voor patiënten bij wie conventionele behandelingen hebben gefaald, door een pad naar herstel te openen dat voorheen geblokkeerd was.

Social share