# |
Berichttitel |
Resultaat info |
Datum |
Gebruiker |
Forum |
|
MDMA en psilocybine bij DSM-5 Stoorniscategorieën
|
85 Relevantie |
3 maanden geleden |
marcel |
Korte berichten |
|
... depressieve stoornis, therapieresistente depressie, sociale angststoornis, obsessieve-compulsieve stoornis, posttraumatische stressstoornis, anorexia nervosa, nicotinegebruikstoornis en alcoholgebruikstoornis.
Neuro-ontwikkelingsstoornissen
1. Onderzoek: Er is beperkt klinisch onderzoek. Een kleine dubbelblinde pilotstudie onderzocht MDMA-geassisteerde psychotherapie bij autisme (volwassenen met autismespectrumstoornis en ernstige sociale angst). Deze studie toonde een significante vermindering van sociale angst bij de MDMA-groep vergeleken met placebo. V ... |
|
Antwoord op: Therapie met MDMA
|
42 Relevantie |
4 maanden geleden |
Research |
Q&A |
|
Psychedelica zoals MDMA (3,4-methyleendioxymethamfetamine) – en verwante legale analogen met vergelijkbare werking – evenals klassieke psychedelica LSD (lyserginezuurdi-ethylamide) en psilocybine (het actieve bestanddeel in paddo’s) worden steeds vaker onderzocht als hulpmiddel bij therapie. Bestaande behandelingen voor aandoeningen als posttraumatische stressstoornis (PTSS), angst, depressie en verslaving zijn niet voor alle patiënten effectief. Psychedelica lijken therapie te kunnen verdiepen door bijvoorbeeld angst te verminderen, het empathisch vermogen te vergroten en toegang te geven tot onderbewuste processen. In dit rapport wordt onderzocht welke vormen van therapie het meest effectief zijn in combinatie met MDMA (en analogen), LSD en psilocybine. We bekijken combinaties met cognitieve gedragstherapie (CGT), blootstellingstherapie, non-directieve (ondersteunende) therapie, introspectieve benaderingen en andere relevante therapievormen. We bespreken de toepassingen bij verschillende behandeldoelen, waaronder PTSS, angststoornissen, depressie, verslaving en persoonlijke groei/zingeving. Zowel wetenschappelijke studies als praktijkervaringen (klinisch en alternatief) worden meegenomen. Tot slot belichten we verschillen tussen klinische settings en informele/ceremoniële omgevingen, en welke therapie-aanpakken het beste lijken te passen bij welke substantie.
Cognitieve gedragstherapie (CGT) met MDMA, LSD en psilocybine
MDMA + CGT: MDMA staat bekend om entactogene eigenschappen – het bevordert empathie, vertrouwen en reduceert angst. Dit biedt kansen om cognitieve gedragstherapie te versterken, aangezien patiënten opener staan voor het bespreken van moeilijke herinneringen of het herstructureren van disfunctionele gedachten. Een sprekend voorbeeld is MDMA-geassisteerde cognitieve-gedragstherapeutische conjoint therapie (CBCT) voor koppels bij PTSS. In een pilotstudie met 6 koppels (waarvan één partner PTSS had) werd een verkorte versie van het 15-sessies durende CBCT-programma gecombineerd met twee gezamenlijke MDMA-sessies. De resultaten waren veelbelovend: grote afnames in PTSS-symptomen (effect size d 1,85–3,59) bij de patiënt én verbeteringen in depressie, slaapkwaliteit, emotieregulatie en trauma-gerelateerde cognities. Bovendien verbeterde de relatietevredenheid van zowel patiënt als partner aanzienlijk. Deze “MDMA-gefasiliteerde” CGT voor stellen liet daarmee niet alleen individuele vooruitgang zien (minder PTSS-klachten), maar ook relationele groei. De combinatie van MDMA met een gestructureerde CGT-aanpak lijkt hier synergetisch: MDMA vergemakkelijkt emotionele openheid en vermindert vermijding, waardoor de cognitieve herstructurering en exposure-elementen van de therapie dieper kunnen doordringen.
Bij individuele PTSS-therapie wordt CGT vaak toegepast in de vorm van traumagerichte CGT of cognitieve verwerkings-therapie. Hoewel MDMA-therapie in klinische trials doorgaans een niet-directieve, ondersteunende stijl hanteert (zie verderop), zijn er ook protocollen die CGT-elementen integreren. Zo worden in de standaard MDMA-PTSS-behandeling cognitieve technieken gebruikt om patiënten voor te bereiden op het omgaan met intense emoties en om betekenis te geven aan doorleefde ervaringen. MDMA kan het vormen van een sterke therapeutische alliantie vergemakkelijken, wat bekend staat als een cruciale factor in het succes van CGT. Omdat MDMA defensiviteit vermindert en zelfvertrouwen verhoogt, kunnen patiënten tijdens CGT onder invloed van MDMA vaak eerlijker naar hun eigen irrationele gedachten kijken en nieuwe inzichten accepteren zonder door angst te worden geblokkeerd.
Psilocybine/LSD + CGT: Traditioneel werd CGT niet veel gecombineerd met klassieke psychedelica tijdens de acute sessie, omdat deze middelen een lange fase van sterk veranderde bewustzijn veroorzaken die zich minder leent voor gestructureerde gesprekken of huiswerkopdrachten. Toch zijn er voorbeelden waar CGT als omlijsting wordt gebruikt. Een baanbrekend voorbeeld is het psilocybine-ondersteund stoppen met roken programma van Johns Hopkins University. Hierin kregen 15 nicotineverslaafde volwassenen een 15-weeks protocol bestaande uit wekelijkse cognitieve gedragstherapie voor rookstop, plus drie sessies met psilocybine (toegediend in een therapeutische setting). Deze gecombineerde aanpak leidde tot een indrukwekkend resultaat: 80% van de deelnemers was na 6 maanden nog steeds gestopt met roken – een slagingspercentage veel hoger dan gebruikelijk bij alleen CGT of medicijnen (ter vergelijking: varenicline, een van de beste bestaande middelen, haalt ~35% abstinentie na 6 maanden). De onderzoekers benadrukken dat dit succes niet simpelweg toe te schrijven is aan een direct biologisch effect van psilocybine, maar aan de diepe zelfreflectie en motivatie tot verandering die de psychedelische ervaring in een therapeutische context teweegbracht. Hier fungeerde CGT als voorbereiding (motivatie opbouwen, strategieën aanleren) en als integratie-kader om inzichten uit de psilocybine-ervaring te vertalen naar concrete gedragsverandering (zoals copingmechanismen om niet te hervallen). Ook bij alcoholverslaving is een soortgelijke aanpak getest: een pilotstudie combineerde psilocybine met Motiverende Therapie (MET) bij alcoholafhankelijke patiënten en rapporteerde significante vermindering van alcoholconsumptie na de sessies. Hoewel dit nog kleinschalig was, wijst het erop dat psychedelica bestaande CGT/MET-protocollen kunnen versterken door een katalyserend effect op motivatie en inzicht.
Voor depressie zijn CGT en varianten (zoals behavioral activation of mindfulness-based cognitive therapy) eerste keus behandelingen. Psilocybine-therapie voor depressie heeft tot nu toe vaak gebruikgemaakt van een psychologisch ondersteuningsmodel in plaats van strikt CGT, maar integratie van cognitieve technieken gebeurt soms. In recente trials van psilocybine bij therapieresistente depressie kregen alle deelnemers meerdere gesprekken om hen cognitieve kaders en copingvaardigheden bij te brengen voorafgaand aan de dosering, en uitgebreide nabesprekingen. Hoewel de acute psilocybine-sessie zelf meestal intern gericht is (zonder actief CGT-gesprek tijdens de trip), kan de denkstijlversoepeling door psilocybine ervoor zorgen dat patiënten nadien ontvankelijker zijn voor cognitieve herstructurering. Zo rapporteerden Carhart-Harris et al. dat patiënten na psilocybine-ervaringen vaak een “cognitieve reset” voelen – starre, depressogene gedachtepatronen blijken doorbroken, wat een unieke kans geeft om met CGT nieuwe, gezondere gedachten te verankeren. Een kleine case-reeks suggereerde dat toevoeging van acceptance and commitment therapy (ACT, een derde generatie CGT) na een psilocybine-sessie patiënten hielp om opgedane inzichten om te zetten in waardevol dagelijks gedrag, al is hier nog verder onderzoek voor nodig.
LSD + CGT: LSD is in recente klinische studies minder ingezet dan psilocybine, maar historisch zijn er weinig voorbeelden van LSD direct gecombineerd met CGT (CGT was in de hoogtijdagen van LSD-therapie in de jaren ‘50/‘60 zelf nog in opkomst). LSD-sessies duurden 8-10 uur, waardoor de focus eerder lag op diepere psychotherapeutische processen dan op de stapsgewijze, gespreksmatige aanpak van CGT. In theorie zou LSD kunnen helpen om disfunctionele schema’s bloot te leggen – bijvoorbeeld door tijdens een sessie inzicht te geven in de oorsprong van negatieve zelfbeelden – maar praktisch is het lastig om tijdens een intens LSD-visioen cognitieve oefeningen te doen. Wel zijn er moderne initiatieven om elementen van CGT te verweven. Zo is er aandacht voor psychedelic-assisted CBT modellen: hierbij bieden therapeuten CGT-achtige ondersteuning in de voorbereidende fase (bijv. uitdagen van catastrofale gedachten die angst voor de trip verhogen) en in de integratiefase (bijv. het uitdagen van “vastgeroeste” overtuigingen die tijdens de trip als onwaar werden ervaren). Tijdens de LSD-ervaring zelf blijft de houding meestal ondersteunend en non-directief (zie verder), maar na afloop kan de therapeut bijvoorbeeld cognitieve technieken toepassen om de nieuwe perspectieven duurzaam te implementeren. Tot op heden is er echter weinig empirische data over een pure LSD+CGT combinatie voor specifieke diagnoses; de meeste LSD-therapieonderzoeken gebruikten een ondersteunende/psychodynamische insteek.
MDMA-analogen + CGT: Over legale MDMA-analogen (stoffen met gelijkaardige entactogene werking, zoals methylone, 5-APB, 3-MMC, etc.) is nog nauwelijks onderzoek in therapeutische context beschikbaar. Anekdotisch melden sommige therapeuten dat deze middelen vergelijkbare effecten hebben op openheid en empathie, en dus potentieel CGT kunnen faciliteren zoals MDMA dat doet. Echter, farmacologisch gezien is MDMA tamelijk uniek – weinig analogen benaderen het volledige effectprofiel van MDMA. Bijvoorbeeld 3-MMC (tot voor kort legaal verkrijgbaar in Nederland) wekt wel empathogene gevoelens op, maar heeft ook sterk stimulerende eigenschappen en een kortere werkingsduur, wat de toepassingswaarde binnen een langdurige therapiesessie beperkt. Bovendien is de veiligheid en effectiviteit van deze alternatieven niet klinisch getest. De verwachting is dat, mocht MDMA-analogen therapeutisch ingezet worden, zij op dezelfde manier baat hebben bij CGT-strategieën: door angst en weerstand te verlagen kunnen cliënten zich beter focussen op cognitieve herstructurering en gedragsexperimenten. Toch blijft MDMA zelf voorlopig de gouden standaard entactogeen in onderzoek. Samengevat lijkt CGT vooral in combinatie met MDMA bij trauma en psilocybine bij verslaving opvallend effectief, terwijl bij depressie en angst de rol van CGT meer in de voorbereidende en integratieve omkadering ligt dan in de acute sessie.
Blootstellingstherapie en psychedelica
Blootstellingstherapie – het systematisch confronteren van angstwekkende stimuli of herinneringen om angstresponsen te doen uitdoven – is een kernonderdeel van behandelingen voor PTSS, fobieën en obsessieve-compulsieve stoornis. Psychedelica zouden blootstelling verder kunnen ondersteunen, met name door hun invloed op angstconditioning en emotieverwerking.
MDMA + exposure bij trauma (PTSS): Een van de grootste uitdagingen bij PTSS-behandeling is dat cliënten hun traumatische herinneringen vaak vermijden omdat de angst en fysiologische stress te intens zijn. MDMA lijkt dit obstakel te verminderen: onder MDMA voelen patiënten zich veilig, emotioneel ondersteund en minder angstig, waardoor ze durven terug te gaan naar pijnlijke herinneringen zonder overspoeld te raken. In feite laat MDMA toe dat iemand trauma “herbeleeft” met emotionele afstand en compassie, wat sterk doet denken aan exposuretherapie. Vanuit neurowetenschappelijk oogpunt ondersteunt MDMA het fear-extinction leerproces: verhoogde oxytocine en serotonine onder MDMA verlagen hyperactiviteit van de amygdala (het angstcentrum), terwijl het veiligheidsgevoel toeneemt. Hierdoor kunnen bedreigende herinneringen opnieuw opgeslagen worden in een context van veiligheid in plaats van paniek. Dit mechanisme past binnen de Emotional Processing Theory van exposure: MDMA helpt de angstreactie te doorbreken en nieuwe positieve associaties te vormen.
Op basis van deze inzichten worden gespecialiseerde protocollen ontwikkeld die MDMA direct combineren met blootstellingstherapie. Zo is recent een pilotstudie opgestart naar MDMA-geassisteerde massale Prolonged Exposure (PE) therapie voor PTSS. In dit protocol krijgen patiënten een volledige Prolonged Exposure-behandeling in versneld tempo, waarbij twee van de imaginaire exposure-sessies plaatsvinden tijdens één MDMA-sessie. Concreet volgen ze eerst enkele dagelijkse PE-sessies (met bijvoorbeeld het opstellen van een angsthiërarchie en oefeningen in vivo), daarna een MDMA-dag waarin de therapeut de patiënt onder invloed door de traumaherinnering laat gaan (imaginaire exposure) terwijl de angst gedempt is, gevolgd door verdere dagelijkse exposures. Het idee is dat MDMA de emotionele verwerkingscapaciteit verruimt en vermijding wegneemt, zodat de patiënt in korte tijd veel intensieve exposures aankan die anders te belastend zouden zijn. Deze studie loopt nog, maar onderzoekers achten de combinatie veelbelovend omdat MDMA de effectiviteit van exposure mogelijk vergroot en het dropout-percentage (normaal hoog bij PTSS therapieën) zou verlagen. Eerdere casebeschrijvingen rapporteren dat PTSS-patiënten tijdens MDMA-sessies spontaan hun trauma’s onder ogen zagen en dat dit gelijk stond aan meerdere sessies exposure zonder MDMA, maar dan met minder angst en meer zelfvergeving.
Klassieke psychedelica + exposure (angststoornissen/OCD): Voor LSD en psilocybine is er weinig onderzoek naar expliciete, gestructureerde blootstellingstherapie tijdens de trip. Dit komt deels omdat een hoge-dosis psychedelische ervaring zelf al een intense, vaak overweldigende stroom van interne stimuli is. Het sturen van iemand naar een externe fobische stimulus (zoals een spin of hoogtevrees-situatie) terwijl hij onder invloed is, zou onvoorspelbaar en potentieel contraproductief zijn. Echter, intern vindt er vaak wel een vorm van exposure plaats: psychedelica confronteren mensen met diepe angsten, existentiële zorgen of verdrongen herinneringen. Zo beschrijven kankerpatiënten die psilocybine kregen om hun existentiële angst te behandelen, dat zij tijdens de sessie een confrontatie met de dood aangingen – zij “zagen” hun eigen sterfelijkheid onder ogen, wat een zeer beangstigende maar uiteindelijk bevrijdende ervaring was. Deze door psilocybine opgewekte exposure aan de kernangst (doodsangst) leidde tot drastische vermindering van angst- en depressiescores na één sessie, effect dat bij ~60-80% van de patiënten maandenlang standhield. De mystieke of diepe ervaring die velen rapporteerden, lijkt te functioneren als een “correctieve emotionele ervaring”: men doorleeft de angst (verlies van ego, controle, etc.) maar ervaart tegelijk acceptatie of een gevoel van eenheid, waardoor de eerdere angstreactie uitdooft en plaatsmaakt voor berusting. In zekere zin is dit een exposure op existentieel niveau, gefaciliteerd door de psychedelische toestand en begeleid door een therapeut die een veilige setting waarborgt.
Bij obsessieve-compulsieve stoornis (OCD), waar exposure met responspreventie de gouden standaard is, zijn een paar kleine studies gedaan met psilocybine zonder traditionele therapie. In een open trial ondervonden patiënten met ernstige OCD na psilocybine tijdelijk een sterke afname van dwangmatige gedachten en handelingen. Een hypothese is dat psilocybine het brein uit rigide, angstgedreven patronen “schudt”, waardoor de obsessieve angst voor rampen even wegvalt en patiënten ervaren dat niets ernstigs gebeurt als ze hun dwanghandeling niet uitvoeren – feitelijk een spontane exposure met directe responspreventie. Hoewel deze effecten vaak van korte duur waren, suggereren ze dat psychedelica het neurale leerproces achter exposure kunnen stimuleren (bijvoorbeeld via neuroplasticiteit in prefrontale en limbische gebieden). Verder onderzoek moet uitwijzen of toevoeging van een begeleide psilocybine-sessie aan een standaard OCD-behandelprotocol de lange termijn-uitkomsten verbetert.
Angststoornissen/fobieën algemeen: Er is anekdotisch verslag van mensen die na een LSD- of psilocybinesessie minder last hadden van specifieke angsten. Bijvoorbeeld hoogtevrees die verdween nadat iemand tijdens een psychedelische trip een ervaring had “één te zijn met de lucht” en zo zijn hoogtevrees als irrationeel inzag. Dergelijke gevallen zijn geïsoleerd, maar wijzen erop dat cognitieve herwaardering en emotionele doorbraak onder psychedelica soms hetzelfde effect bereiken als langdurige exposuretraining. Toch is voorzichtigheid geboden: een onvoorbereide confrontatie met je diepste angst tijdens een bad trip kan juist traumatiserend werken. Therapeutische exposure met psychedelica vereist daarom een zorgvuldige setting en begeleiding. MDMA lijkt hier de meest gecontroleerde optie voor gerichte exposure (met name bij PTSS), dankzij de angstdempende en emotioneel stabiliserende eigenschappen. LSD en psilocybine veroorzaken eerder een rollercoaster aan perceptuele en emotionele stimuli, waardoor gestructureerde exposure moeilijker te plannen is. Hun kracht zit meer in impliciete exposure en inzicht (bij angst voor de dood, zingeving, existentiële angst), terwijl MDMA ook voor expliete exposure van concrete trauma’s goed inzetbaar is.
Samenvattend kan blootstellingstherapie vooral profiteren van MDMA’s vermogen om veiligheid bij het herbeleven van trauma te creëren. Bij klassieke psychedelica vindt blootstelling meer indirect plaats, via het confronteren van interne angsten tijdens de ervaring. Beide kunnen leiden tot een krachtige emotionele verwerking die met traditionele middelen soms moeilijk te bereiken is.
Non-directieve therapie en ondersteunende begeleiding
Wat is non-directieve therapie? Dit is een benadering waarbij de therapeut niet actief stuurt op de inhoud die de patiënt moet bespreken of voelen, maar voornamelijk een veilige, empathische aanwezigheid biedt. Het klassieke voorbeeld is rogeriaanse cliëntgerichte therapie: onvoorwaardelijke positieve gezindheid, empathisch luisteren en de overtuiging dat de cliënt een innerlijke “helende intelligentie” heeft. Bij psychedelische therapie wordt vaak een vergelijkbare houding aangenomen. De gedachte is dat de psychedelische ervaring op zichzelf de “therapeut” is, en dat de rol van de begeleiders is om het proces te bewaken, ondersteunen en veilig te houden, zonder de richting van gedachten/beelden te veel te beïnvloeden. Dit is belangrijk omdat psychedelica de geest zeer suggestibel kunnen maken; te veel sturing of interpretatie van de therapeut tijdens de sessie kan de ervaring kleuren of zelfs onbedoeld overtuigingen opdringen.
MDMA-ondersteunde psychotherapie (PTSS) – innerlijke heling centraal: In de MDMA-therapiemodellen (zoals ontwikkeld door MAPS voor PTSS) hanteren therapeuten expliciet een niet-sturende, ondersteunende houding tijdens MDMA-sessies. Patiënten worden aangemoedigd hun aandacht naar binnen te richten en alles wat opkomt te laten komen, terwijl de therapeuten geregeld inchecken (“Hoe gaat het met je?”) en fysieke/emotionele steun geven (bijv. hand vasthouden, geruststellend praten als er iets beangstigends gebeurt). Deze aanpak veronderstelt een “innerlijke genezende intelligentie” van de patiënt: het onderbewuste weet vaak waaraan gewerkt moet worden, en MDMA helpt dit naar boven te laten komen. Mithoefer (hoofdonderzoeker bij MAPS) beschrijft dat de therapeut het proces volgt en alleen minimaal ingrijpt – bijvoorbeeld door zachte suggesties als een cliënt vastloopt, of door terughoudend interpretaties te bieden pas in de integratiefase nadien. Zelfs in de integratie blijft de therapeut voornamelijk empathisch luisterend en bevestigend, en eventuele interpretaties worden voorzichtig gebracht zodat de cliënt ze zelf kan toetsen. Deze nondirectiviteit tijdens MDMA blijkt goed te werken: cliënten voelen zich autonoom en veilig, en kunnen zo hun meest kwetsbare gevoelens tonen. Studies laten een sterke correlatie zien tussen de kwaliteit van deze vertrouwensrelatie en het therapeutisch resultaat. Simpel gezegd: MDMA schept vertrouwen, de non-directieve therapeut bewaakt dat vertrouwen, en de cliënt doet het zware werk van verwerking op zijn eigen tempo.
LSD/psilocybine – “set and setting” en ondersteunende presence: In vrijwel alle moderne onderzoeken met hoge dosis LSD of psilocybine wordt een onderscheidend consistent therapeutisch model gehanteerd dat puur ondersteunend is. Dit model werd al ontwikkeld in de jaren ’60 (bijv. door Stanislav Grof) en is sindsdien verfijnd. Kenmerken zijn: een huiskamer-achtige sessieruimte, twee therapeuten als “sitters” die aanwezig zijn, gebruik van rustige muziek en eventueel een oogmasker, en zeer weinig verbale interactie tenzij de patiënt daarom vraagt. Vlak vóór de start herhaalt men de intentie en wordt de patiënt uitgenodigd zich over te geven aan de ervaring (“go with the flow”). Tijdens de psilocybine- of LSD-sessie zelf zit of ligt de cliënt meestal met gesloten ogen; de therapeuten waken in stilte en volgen de emotionele toestand. Non-directiviteit is hier de norm: de therapeuten grijpen alleen in bij onrust of nood, bijvoorbeeld door de persoon geruststellend aan te raken op de schouder, hand vast te houden of te coachen met ademhaling als er paniek opkomt. Ze geven dan eenvoudige aanmoedigingen als: “Voel maar, je bent veilig, laat het maar komen.” Uit een systematische review van therapeutische interventies bij psychedelica blijkt dat vrijwel alle recente studies deze inner-directed benadering volgen. Dit geldt voor psilocybine-behandeling van depressie, LSD-behandeling van angst bij kankerpatiënten en psilocybine bij verslaving. Zo’n setting zorgt ervoor dat de deelnemer zich op de innerlijke ervaringen concentreert zonder externe afleiding of sturing. Uitkomststudies zijn erg positief: bijvoorbeeld bij depressie bleek psilocybine met deze psychologische ondersteuning snelle en aanzienlijke symptoomreductie te geven. Ondersteuning en non-directiviteit zijn dus essentieel gebleken om de potentie van de psychedelische stof tot zijn recht te laten komen – het proces ontvouwt zich van binnenuit.
Het belang van deze aanpak wordt ook duidelijk als we kijken naar oudere, directieve benaderingen die minder succesvol waren. Experimentele therapieën in het verleden, waarbij therapeuten tijdens de trip bijvoorbeeld allerlei vragen stelden of patiënten door scenario’s praatten, liepen aan tegen weerstand of verwarring bij de patiënt. Huidige experts benadrukken dan ook: “vertrouw op het middel en de innerlijke ervaring, forceer niets.”.
Non-directieve ondersteuning in alternatieve setting: Buiten de kliniek, in bijvoorbeeld ayahuasca- of truffelceremonies, zien we overeenkomsten én verschillen. Een sjamaan of ceremonieleider hanteert meestal geen individuele sturing; alle deelnemers ondergaan hun eigen reis terwijl de leider via liederen (icaros), rituelen en aanwezigheid een gemeenschappelijke veilige ruimte creëert. Er vindt weinig één-op-één gesprek plaats tijdens de ceremonie – dit is in lijn met non-directiviteit (de ervaring zelf doet het werk). Echter, het groepsaspect en de rituele context maken het onderscheid: in plaats van een therapeutisch tweegesprek is hier de collectieve setting en spirituele ambiance de “therapeutische factor”. In beide gevallen (klinisch en ceremonieel) is de kern dat de patiënt/cliënt centraal staat in het ontstaansproces van inzichten, met begeleiding die faciliteert en beschermt, maar niet dicteert.
De effectiviteit van non-directieve, ondersteunende therapie in combinatie met psychedelica is inmiddels duidelijk in onderzoek. Zo concluderen onderzoekers dat de therapeutische context (relatie, setting, ondersteuning) een sterke moderator is van de uitkomst – mogelijk even belangrijk als de chemische stof zelf. Goede resultaten bij PTSS, depressie en angst in studies zijn behaald zonder intensief protocol tijdens de sessie, maar mét intensieve zorgzame aanwezigheid. Bijvoorbeeld: in een dubbelblind onderzoek naar psilocybine bij kanker-gerelateerde angst kregen zowel de psilocybinegroep als de placebogroep exact dezelfde non-directieve psychotherapie (met voorbereidende en integratiegesprekken). Pas na afloop van het dubbele-blind gedeelte werd bekend wie psilocybine had gehad. De psilocybinegroep vertoonde dramatische verbeteringen, de placebogroep veel minder. Hieruit kan men afleiden dat psilocybine plus de juiste ondersteunende setting krachtige effecten had, terwijl alleen ondersteuning (placebo + therapie) onvoldoende was voor meesten. Toch is die therapie een essentieel onderdeel: de afwezigheid van ernstige negatieve trips of langdurige bijwerkingen in de klinische context benadrukt hoe belangrijk goede voorbereiding en ondersteuning zijn. In niet-gestructureerde omgevingen kunnen psychedelica immers ook angst, desoriëntatie of zelfs blijvende psychische klachten teweegbrengen als iemand zonder begeleiding aan pijnlijke herinneringen wordt blootgesteld. De non-directieve therapievorm fungeert dan als vangnet: het biedt de cliënt veiligheid om confronterende ervaringen aan te gaan en zorgt voor een warme bedding om deze te verwerken.
Kortom, ondersteunende, niet-sturende therapie lijkt de universele succesfactor te zijn bij psychedelisch-ondersteunde behandelingen, of het nu MDMA, LSD of psilocybine betreft. Deze vorm gaat goed samen met alle genoemde middelen, zeker bij PTSS, angst en depressie, omdat hij aansluit bij de innerlijke verwerking die de stoffen uitlokken.
Introspectieve en inzichtgerichte benaderingen
Onder introspectieve benaderingen verstaan we therapieën die de nadruk leggen op zelfonderzoek, het verkennen van innerlijke belevingen, emoties en onbewuste inhoud. Denk aan psychodynamische psychotherapie/psychoanalyse, Jungiaanse therapie, Internal Family Systems (IFS), Gestalttherapie, existentiële therapie of transpersoonlijke benaderingen. Dergelijke therapieën sluiten vaak naadloos aan bij de fenomenen die onder psychedelica optreden: het bewustzijn dwaalt door diepere lagen, verleden, symboliek, en zoekt naar betekenis en integratie.
Historisch: LSD als “psycholyticum” in psychoanalyse – introspectie faciliteren: In de jaren 1950-60 ontwikkelde zich in Europa de zogeheten psycholytische therapie, waarbij patiënten lage tot medium doses LSD of psilocybine (bijv. 25–100 μg LSD) kregen tijdens reguliere psychotherapiesessies. Pioniers als Ronald Sandison en Hanscarl Leuner rapporteerden dat LSD in deze dosering een doorbraak van onbewust materiaal bevorderde: afweermechanismen verzwakten, patiënten ervoeren regressie naar jeugdherinneringen, en verdrongen emoties kwamen naar boven. Leuner noteerde dat LSD rijke droomachtige beelden opriep die aansloten bij de biografische achtergrond van de patiënt, wat duidde op betekenisvolle psychodynamische inhoud. Door herhaaldelijke LSD-sessies (bijvoorbeeld om de paar weken) konden therapeuten en patiënten deze inhoud samen analyseren, vergelijkbaar met droomduiding maar veel intenser en directer. Het effect was dat langdurige neurotische patronen – die normaal jaren klassieke psychoanalyse vergden – binnen enkele LSD-sessies aan de oppervlakte kwamen en verwerkt konden worden. In Zwitserland is een gemoderniseerde vorm van deze psycholytische therapie recent nog in compassionate use toegepast bij therapieresistente angst en depressie. Dit illustreert dat LSD als introspectie-hulpmiddel gezien wordt: het vergroot het bereik naar het onbewuste en versnelt inzichtgevingsprocessen.
Naast psycholytische (meervoudige lage dosis) therapie kende men ook psychedelische therapie (eenmalige hoge dosis voor een doorbraakervaring). Ook dit werd in introspectieve zin ingezet: patiënten kregen vaak vooraf meerdere psychotherapeutische sessies om hun levensgeschiedenis te bespreken en intenties te zetten, daarna een hoge dosis LSD (200–400 μg) onder begeleiding, en na enkele dagen of weken intensieve integratiesessies om de betekenissen te duiden. Het zwaartepunt lag hier op een transcendente piekervaring (met inzicht in existentiële vragen, spirituele of symbolische visioenen) die zo levensveranderend was dat symptomen als gevolg daarvan verminderden. Bijvoorbeeld bij alcoholverslaving kregen patiënten soms één LSD-sessie waarbij ze een diep zelfinzicht of een gevoel van “hergeboorte” ervoeren; dit leidde ertoe dat ze hun verslaving konden loslaten, gemotiveerd door de nieuwe levensvisie. Meta-analyses van oude trials suggereren dat een enkele hoge dosis LSD (naast gesprekken) inderdaad de kans op langdurige abstinentie significant verhoogde ten opzichte van geen LSD. Hier lijkt het inzicht en perspectiefverschuiving centraal te staan: LSD doorbrak bij verslaafden de defensieve ontkenning en liet hen bv. vanuit buitenstaandersperspectief de schadelijkheid van hun gebruik zien, of gaf een mystieke ervaring die meer vervulling bood dan de alcohol, wat weer tot abstinentie motiveerde.
MDMA en introspectieve verwerking (trauma en ‘innerlijke delen’): Hoewel MDMA minder hallucinogeen is dan LSD/psilocybine, is het een krachtige katalysator voor inzichtgerichte therapie bij trauma, hechtingsproblematiek en andere emotionele blokkades. MDMA wekt een staat van kalme helderheid op, waarin patiënten vaak afstand kunnen nemen van hun eigen verdediging en angst. Hierdoor kunnen ze – soms voor het eerst – eerlijk en met compassie naar zichzelf kijken. Een fenomeen dat vaak gemeld wordt in MDMA-therapie is dat cliënten “vanuit hun Volwassen Zelf” in gesprek gaan met jongere delen van henzelf die de pijn dragen (bijvoorbeeld het gekwetste kind dat de trauma’s heeft beleefd). Deze werkwijze sluit sterk aan bij Internal Family Systems (IFS), een moderne introspectieve therapievorm die uitgaat van verschillende “delen” of persoonlijkheidsaspecten binnen één persoon. Onder MDMA wordt het voor patiënten makkelijker om hun kritische of angstige “beschermende” delen opzij te zetten en de kwetsbare delen te laten spreken, omdat MDMA gevoelens van schaamte en angst dempt en empathie verhoogt. Therapeuten opgeleid in IFS beschrijven MDMA als een “natuurlijke IFS-versneller” – mensen gaan als het ware vanzelf hun innerlijke dialoog aan, soms zonder expliciete instructie. Zo kunnen ze belangrijke inzichten opdoen, bijvoorbeeld beseffen dat de schuld niet bij henzelf lag (een inzicht dat cognitief al bekend was, maar nu emotioneel wordt geïntegreerd), of een jongere zelf vergeven. In één kwalitatieve studie bij ernstige PTSS rapporteerden deelnemers na MDMA-therapie bijvoorbeeld verhoogde zelf-acceptatie, vergiffenis en emotionele verbinding. Dit zijn duidelijk introspectieve resultaten: men heeft innerlijke conflicten onderzocht en opgelost. Het is niet overdreven om te stellen dat MDMA soms een doorbraak in diepgewortelde psychische patronen bereikt die jarenlang praten niet lukt. Dat komt omdat MDMA een unieke combinatie van kalmte en scherpte geeft: de emoties zijn beheersbaar, maar wel aanwezig en authentiek, en de geest is helder genoeg om er betekenis aan te geven. In de integratiegesprekken na MDMA-sessies worden dan ook vaak verbanden gelegd tussen huidige triggers en vroegere ervaringen – klassiek psychodynamisch inzicht – maar nu met een gevoel van compassie in plaats van distress. Hierdoor kunnen trauma’s een plek krijgen in iemands levensverhaal zonder het huidige functioneren te overheersen.
Psilocybine – existentiële en spirituele inzichten: Psilocybine (en in wezen ook LSD) kan ervaringen oproepen die sterk lijken op die welke in existentiële of transpersoonlijke therapie worden nagestreefd. Veel deelnemers aan psilocybine-onderzoeken melden dat ze diepgaande inzichten over zichzelf en het leven kregen: ze herkenden negatieve patronen die hun depressie in stand hielden, of voelden een hernieuwde verbinding met hun waarden, geliefden en de wereld. Een bekend fenomeen is de mystieke ervaring die ~60-70% van de gebruikers van een hoge dosis psilocybine rapporteert. Deze gaat gepaard met gevoelens van eenheid, overstijgende sacraliteit, een dieper begrip van het “zelf” voorbij het ego, en onbeschrijfelijke euforie of ontzag. In klinische context is gevonden dat de mate van mystieke/inzichtervaring correleert met de mate van symptoomverbetering bij angst en depressie. Dit suggereert dat wanneer psilocybine sterke introspectieve inzichten oproept (bijv. “ik besef nu dat liefde centraal staat in mijn bestaan” of “ik heb het gevoel dat ik deel uitmaak van iets groters”), dit therapeutisch erg waardevol is. Therapeuten ondersteunen dit door in integratiesessies op die inzichten terug te komen en te vragen hoe de persoon dit wil verweven in zijn/haar leven (bijvoorbeeld doelen bijstellen, andere prioriteiten leggen, vergeving schenken aan zichzelf of anderen). In zekere zin functioneert psilocybine als een versneller van existentiële therapie: waar existentiële therapeuten pogen cliënten te laten reflecteren op dood, vrijheid, betekenisloosheid en verbinding, duwt psilocybine de cliënt rechtstreeks in een intens existentiële confrontatie daarmee, vaak eindigend in een soort catharsis of acceptatie. Zo meldde een depressiepatiënt na psilocybine-therapie: “Ik heb gehuild om het verlies van mijn moeder, iets wat ik 10 jaar niet kon, en nu voel ik eindelijk dat ik verder kan met mijn leven” – een mooi voorbeeld van introspectief doorleven van onverwerkt verdriet, mogelijk gemaakt door het middel en de veilige context.
Jungiaanse en symbolische benaderingen: LSD en psilocybine roepen niet zelden archetypische beelden of mythische narratieven op. Sommige therapeuten met een Jungiaanse achtergrond hebben dit benut door patiënten tekeningen te laten maken van hun visioenen of door na de sessie samen de symboliek te duiden. Dit kan helpen bij persoonlijke groei en zelfbegrip. Bijvoorbeeld als iemand tijdens de trip een beeld ziet van een feniks die uit as herrijst, kan de therapeut dat samen verkennen als symbool van transformatie in het leven van de persoon (bijv. het einde van een verslaving en het hergeboren worden in herstel). Zulke interpretaties moeten wel voorzichtig en cliënt-gedreven gebeuren, om niet de eigen betekenisgeving van de cliënt te overschrijven. In praktijk blijken cliënten vaak zelf al betekenis te halen uit hun ervaringen: “Ik zag dat beeld en ik wíst: dat ben ik, ik kan opnieuw beginnen.” De therapeut hoeft dit dan slechts te bekrachtigen. Deze integratie van symboliek sluit aan bij introspectieve therapievormen die werken met dromen en verbeelding, en psychedelica verschaffen nu een schat aan droommateriaal in waaktoestand.
Toepassing bij persoonlijke groei en zingeving: Mensen zonder klinische diagnose zoeken ook vaak psychedelische ervaringen op (bij therapieachtige retreats of bij coaches) om persoonlijke groei, creativiteit of zingeving te bevorderen. Hier worden expliciet inzichtgerichte methoden ingezet. Bijvoorbeeld in sommige creatieve-professionals workshops in de late jaren ’60 kregen deelnemers LSD in lage dosis en werden ze begeleid in brainstorming over een hardnekkig probleem – velen rapporteerden dat ze “vastzittende” denkwijzen konden doorbreken en met een origineel inzicht kwamen om hun probleem op te lossen. In modernere setting: life coaches bieden (illegaal, maar gebeurt ondergronds) soms MDMA- of truffelsessies aan waarin de cliënt vooraf levensvragen formuleert (“Wat blokkeert mij in mijn carrière?”) en tijdens de sessie hierover inzicht probeert te krijgen, gevolgd door reflectie nadien. Zingevingstherapie (zoals logotherapie) in combinatie met psychedelica is nog niet systematisch onderzocht, maar in de praktijk zie je dat mensen na een psychedelische ervaring bijvoorbeeld besluiten hun leven meer in lijn met hun waarden te brengen – een resultaat waar een existentieel therapeut normaliter lang op stuurt. Psychedelica worden daarom door sommige therapeuten gezien als “versnellers” van zelfactualisatie: ze onthullen in één middag waar het iemand echt om gaat, wat iemands patronen of valkuilen zijn, etc., waarna de persoon met die kennis verder kan werken in therapie of coaching.
Samenvatting introspectieve aanpak: Bepaalde psychedelica lijken per middel iets andere introspectieve voordelen te bieden. MDMA vergemakkelijkt vooral emotionele introspectie met compassie (uitermate geschikt om traumatische emoties en interne conflicten op te lossen). LSD en psilocybine geven diepere existentieel-spirituele inzichten en toegang tot het onbewuste, wat nuttig is bij hardnekkige depressieve overtuigingen, existentieel lijden en zelfs verslaving (waar inzicht in zin en doel het herstel kan ondersteunen). Therapievormen die deze innerlijke processen omarmen – zoals psychodynamische therapie, IFS, existentiële therapie – passen daarom goed bij psychedelica. Belangrijk is wel dat therapeuten geschoold zijn in het omgaan met de vaak onverwachte inhoud die naar boven komt (trauma, archetypische visioenen, euforische maar ook angstaanjagende ervaringen) en dit kunnen plaatsen in het kader van de persoonlijke groei van de cliënt.
Verschillen tussen klinische en informele (alternatieve) setting
Psychedelische therapie kan plaatsvinden in gereguleerde klinische omgevingen (onderzoekstrials, gespecialiseerde behandelcentra) of in informele/alternatieve context (retreats, ceremonies, underground-therapie). Hoewel het doel – heling en inzicht – vergelijkbaar kan zijn, zijn er belangrijke verschillen in aanpak en randvoorwaarden.
Klinische setting: Hier worden psychedelica meestal toegediend in het kader van onderzoeksprotocollen of strikt gecontroleerde medische programma’s. Er is uitgebreide screening vooraf: bijvoorbeeld exclusie van mensen met psychotische kwetsbaarheid, bipolaire stoornis, onstabiele hartcondities etc., om risico’s te minimaliseren. De gebruikte middelen zijn farmaceutisch zuiver en in precieze dosering. Therapeuten zijn klinisch opgeleid (psychologen, psychiaters) en houden zich aan ethische codes. De omgeving is privaat, veilig en comfortabel ingericht (soms een speciaal therapiekamer met huiselijke sfeer, kussens, muziek). Men hanteert vaak een duo van therapeuten (m/v) om zowel mannelijke als vrouwelijke energie te bieden en continuïteit/veiligheid te garanderen. Het therapeutisch model is doorgaans vooraf bepaald: non-directief tijdens de sessie, en er zijn vaste voorbereidingssessies en integratiesessies ingebouwd. De nadruk ligt op het adresseren van een gediagnosticeerd probleem (PTSS, depressie, etc.) en de uitkomst wordt gemeten met gestandaardiseerde vragenlijsten. Een klinische therapeut zal de psychedelische ervaring helpen koppelen aan behandeldoelen (bijvoorbeeld: hoe heeft deze ervaring je PTSS-symptomen verminderd? Welke exposure heb je gehad en wat leert dit je over je triggers?). Ook wordt in klinische context sterk gelet op fysieke veiligheid: medische monitoring kan aanwezig zijn (hartslag, bloeddruk), zeker bij middelen als MDMA. Doordat alles zo goed omkaderd is, zien we in trials weinig ernstige bijwerkingen en vrijwel geen langdurige nadelige psychologische gevolgen. Mocht iemand in de dagen erna zich toch onthecht voelen of moeite hebben met integratie, is er professionele nazorg beschikbaar. De taal en interpretatiekaders zijn in klinische context meestal psychologisch of biomedisch; spirituele componenten worden erkend (zoals “een mystieke ervaring kan therapeutisch zijn”), maar de therapeut zal dat vooral in termen van persoonlijke betekenis bespreken en niet direct zeggen “je hebt een entiteit ontmoet” o.i.d., om niet hun eigen geloofssysteem op te leggen.
Informele/alternatieve setting: Hieronder valt een breed scala, van traditionele sjamanistische ceremonies (ayahuasca kringen, truffelceremonies) tot new-age retreats en illegale therapeutische sessies aan huis. In deze settings is er vaak geen formele toestemming of legaliteit: men opereert in de grijze zone of illegaal. Hierdoor is er geen standaard screening; de verantwoordelijkheid ligt bij de deelnemer om zijn medische/psychische gesteldheid te kennen, hoewel goede facilitators wel een intakegesprek doen en informeren naar contra-indicaties. De context kan sterk spiritueel/religieus getint zijn – bijv. gebruik van gebeden, gezangen, rituelen – of juist “wellness-achtig” met yoga, meditatie en groepssharing. Shamanistische benadering: ziet problemen als spirituele disbalans en gebruikt de ceremonie om iemand weer in harmonie te brengen. De sjamaan fungeert niet als psycholoog die je verleden uitvraagt, maar als hoeder van de ruimte en bemiddelaar met het “spirituele”. Vaak zijn er groepssessies, wat zowel steun (gemeenschapsgevoel) biedt als potentieel minder individueel gerichte aandacht inhoudt. De kracht is dat het gevoel van ritueel en verbondenheid op zichzelf helend kan zijn – iets wat in de kliniek minder aanwezig is. Echter, de keerzijde is dat er minder nadruk ligt op integratie achteraf; traditioneel gaan deelnemers na de ceremonie naar huis zonder wekenlange therapie erna. Dit verandert wel: veel retreats bieden inmiddels integratiekringen of adviseren psychologische hulp na afloop, beseffend dat er anders waardevolle inzichten verloren kunnen gaan of dat mensen verward kunnen blijven.
In alternatieve sessies zoals een underground MDMA-therapie bij een coach is het vaak één-op-één, in een huiselijke setting. De begeleider is niet per se BIG-geregistreerd, maar kan toch ervaren zijn. Hij/Zij heeft meer vrijheid dan in onderzoek: er wordt soms creatief gecombineerde therapie gegeven (bijv. een mix van cognitieve en lichaamsgerichte technieken, of hypnose tijdens de trip). Dit kan individueel afgestemd zijn en daardoor zeer effectief als de begeleider bekwaam is en geen last heeft van protocoldruk. Het risico zit in minder controle: kwaliteit varieert, en zonder toezicht kunnen er helaas ook excessen of ethische misstanden voorkomen (zoals grensoverschrijdend gedrag door onbevoegden). In klinische trials worden sessies opgenomen op video voor kwaliteitsbewaking – in de underground is vertrouwen in de therapeut essentieel.
Een ander verschil is de middelkeuze en legaliteit. In landen waar psilocybine-truffels legaal zijn (zoals Nederland) kiezen retreats vaak daarvoor als alternatief voor illegale paddo’s of LSD. MDMA is bijna overal illegaal, dus in alternatieve kringen wijkt men soms uit naar “legale vervangers”. Zo was tot 2021 4-FA of 5-MAPB niet expliciet verboden in sommige gebieden, en zijn er berichten dat bepaalde groepen deze stoffen gebruikten als MDMA-alternatief bij empathogene groepssessies. Ook 3-MMC (lang een legaal designerdrug in NL) werd incidenteel in plaats van MDMA toegepast in therapeutische context vanwege de vergelijkbare entactogene effecten, al is 3-MMC inmiddels ook verboden. Kortom, in alternatieve circuits experimenteert men soms met middelen waar minder ervaring mee is, wat risico’s met zich meebrengt. Wetenschappelijk bewijs over deze analogen ontbreekt, dus eventuele positieve ervaringen zijn anekdotisch en moeten met omzichtigheid bekeken worden.
Suggestibiliteit en kadering: In ceremonies wordt de ervaring vaak geïnterpreteerd via een spiritueel raamwerk – bijvoorbeeld, men zegt dat visioenen “boodschappen van de planten-geest” zijn. Dit kan voor sommige deelnemers enorm zinvol zijn (het biedt een narratief om de ervaring te begrijpen), maar voor anderen verwarrend als het botst met hun eigen wereldbeeld. In een klinische setting zal een therapeut waarschijnlijk eerder vragen “Wat betekende die ervaring voor jóu persoonlijk?” dan zeggen “Dit was een ontmoeting met God” – de klinische aanpak laat de interpretatie aan de cliënt om te voorkomen dat de verhoogde suggestibiliteit tot indoctrinatie leidt. In een sjamanistische setting neemt men de cosmologie van de sjamaan vaak als gegeven (geesten, energieën, vorige levens e.d. kunnen als verklaringen worden aangereikt). Voor sommige trauma-overlevers biedt dit troost (ze voelen zich gereinigd door ritueel bijvoorbeeld), maar anderen kunnen erdoor in de war raken of het als té zweverig ervaren. De beste praktijk ligt waarschijnlijk ergens in het midden: respect voor de subjectieve, eventueel spirituele aard van de ervaring, zonder de cliënt iets op te leggen.
Een voordeel van informele settings is soms de nabijheid tot de doelgroep. Iemand die wantrouwig staat tegenover de geestelijke gezondheidszorg, kan via een ayahuascaceremonie toch heling zoeken zonder het stigma “patiënt” te voelen. Ook zijn ceremonies doorgaans betaalbaarder of zelfs donatie-gebaseerd, terwijl klinische behandelingen (zeker als ze niet verzekerd zijn) duur kunnen zijn. Aan de andere kant, psychedelische ceremonies zijn niet risicovrij – er zijn gevallen van verergering van psychoses of suicidale crises na onzorgvuldige ceremonies. Klinische aanpakken proberen deze risico’s te minimaliseren door screening en nazorg.
Conclusie verschil: Klinische en informele benaderingen hebben elk hun sterke kanten. De klinische biedt professionaliteit, voorspelbaarheid en medische veiligheid, en is op maat gemaakt voor het behandelen van erkende aandoeningen met meetbare resultaten. De informele/sjamanistische biedt culturaliteit, spiritualiteit en vaak gemeenschapsgevoel, wat met name voor zingeving en persoonlijke groei een rijke context kan zijn. Idealiter leren beide werelden van elkaar. Zo zou een toekomstig model van psychedelische zorg elementen van ritueel en gemeenschap kunnen integreren in een verantwoord klinisch kader – bijvoorbeeld groepstherapie met psilocybine waar zowel psychologische begeleiding is als ruimte voor gedeelde betekenisgeving.
In beide settings is inmiddels duidelijk dat therapie erbij essentieel is. De tijd dat men dacht simpelweg een trip te kunnen nemen en “verlicht” te raken is voorbij. Zonder begeleiding kan iemand weliswaar een diepe ervaring hebben, maar het is de ondersteuning eromheen die bepaalt of dit blijvende positieve veranderingen teweegbrengt of niet.
Conclusie
Psychedelica openen nieuwe perspectieven in de psychotherapie. Uit ons onderzoek blijkt dat bepaalde therapievormen bijzonder goed samengaan met bepaalde stoffen en doeleinden:
PTSS en trauma: MDMA-geassisteerde therapie in een veilige, voornamelijk non-directieve setting is tot dusver de meest indrukwekkende combinatie. In fase-2 en 3 studies bereikten rond ~67% van chronische PTSS-patiënten volledige remission of sterke verbetering na enkele MDMA-sessies met therapie – resultaten die met reguliere trauma-CGT of EMDR zelden gehaald worden. Dit succes lijkt te danken aan MDMA’s unieke angstremmende en empathogene effect, waardoor patiënten hun trauma onder ogen durven zien (exposure) en emotioneel kunnen herverbinden (herstructurering van negatieve overtuigingen) in aanwezigheid van een steunende therapeut. Ook combinaties zoals MDMA + (cognitieve) partnertherapie laten zien dat MDMA relationele processen bevordert, wat belangrijk is omdat trauma vaak binnen een sociale context geheeld moet worden. LSD is historisch bij trauma ingezet (Bastiaans’ LSD-therapie voor KZ-syndroom), maar dit was ongecontroleerd en wordt nu niet toegepast. Psilocybine wordt momenteel voorzichtig onderzocht voor PTSS (o.a. bij behandelaars die MDMA nog niet mogen gebruiken), maar harde data ontbreken. Over het algemeen geldt: waar de behandeling vraagt om trauma-exposure en emotieverwerking (PTSS, complex trauma), lijkt MDMA met een trauma-georiënteerde, doch niet te sturende therapie veruit de beste match.
Angststoornissen (sociale angst, fobie, gegeneraliseerde angst) en existentiële angst: MDMA toont potentieel voor sociale angst – in de pilot bij autistische volwassenen werd met MDMA-psychotherapie een zeer grote afname in sociale angst bereikt die 6 maanden standhield. Hierin zat een element van CGT (sociale vaardigheidstraining) verweven tijdens voorbereiding, wat suggereert dat MDMA + CGT sociaal inzicht en adaptatie vergemakkelijkt. Voor meer diffuse angsten en piekerstoornissen zijn klassieke psychedelica in combinatie met non-directieve, inzichtgevende therapie veelbelovend: ze doorbreken existentiële angst en geven vaak een diep gevoel van betekenis en verbondenheid terug. In kankerpatiënten met doodsangst bereikten psilocybine-sessies met ondersteunende therapie binnen één dag een angstreductie die conventionele therapie in maanden niet bereikte, en deze hield aan tot minstens 6 maanden bij 60-80%. LSD toonde een vergelijkbaar effect in een Zwitserse studie: significant verlaagde angst bij terminale patiënten twee maanden na LSD-psychotherapie, met effect size ~1.1. Deze context vraagt niet om gedragsverandering maar om aanvaarding en zingeving – een domein waar introspectieve psychedelica excelleert. Conclusie: Bij angst die samenhangt met levensvragen of sterke conditioneringen (sociale angst, existentiële angst) werken psilocybine/LSD met een ondersteunend, inzichtgevend kader het best; bij specifieke angsten of sociale inhibitie kan MDMA + een coachende CGT-aanpak veel betekenen door mensen uit hun schulp te laten komen.
Depressie: Voor ernstige, behandelingsresistente depressie is psilocybine met psychologische begeleiding inmiddels uitgeroepen tot een doorbraaktherapie. Open-label studies laten sterke dalingen in depressiescores zien binnen 1-2 weken na psilocybine, en een RCT toonde dat twee psilocybine-sessies even effectief waren als 6 weken een standaard antidepressivum (escitalopram) – waarbij psilocybine nog op secundaire uitkomsten (levenstevredenheid, minder anhedonie) beter scoorde. De therapievorm hier was ondersteunend met veel aandacht voor het integreren van inzichten (bijv. over zelfbeeld of ingesleten negatieve schema’s). Cognitieve therapie kan na psilocybine ingezet worden om nieuwe gedachtenpatronen te bestendigen, maar tijdens de acute ervaring is loslaten belangrijker dan analyseren. MDMA is ook verkend voor depressie, omdat het een kortstondige boost in stemming en verbinding kan geven die een depressieve patiënt uit zijn negatieve spiraal trekt. Er zijn casusbeschrijvingen van patiënten met therapieresistente depressie die na enkele MDMA-ondersteunde sessies wekenlang significant opknapten, waarschijnlijk door het herontdekken van warme emotionele staat en doorbraak van isolatiegevoelens. Toch is er nog geen grootschalige RCT voor MDMA bij depressie gepubliceerd in 2025, deels omdat de focus van MDMA-onderzoek op PTSS lag. Ketamine (een ander middel) is inmiddels wel goedgekeurd voor depressie; interessant genoeg hanteren ketamineklinieken vaak ook een therapeutisch gesprek rond de ketamine sessie, wat de analogie bevestigt dat psychedelische middelen optimaal werken in combinatie met therapie. Conclusie depressie: Psilocybine + ondersteunende/insight therapie is het verstgevorderd qua bewijs en biedt snelle verlichting; MDMA + therapie zou voor bepaalde depressieven die vooral door trauma of sociaal isolement depressief zijn ook kunnen helpen, maar vergt nader onderzoek.
Verslaving (middelenmisbruik): Zowel klassieke psychedelica als MDMA laten potentie zien, maar op andere manieren. Psilocybine + CGT/MET gaf uitzonderlijke resultaten bij tabaksverslaving (80% abstinentie, ongeëvenaard), en eerste studies bij alcoholverslaving tonen dat een paar psilocybinesessies gecombineerd met motivatiegesprekken het drankgebruik drastisch kunnen reduceren. LSD-onderzoek in de jaren ’60 toonde eveneens bijna een verdubbeling van quit-rates in alcoholisme vergeleken met placebo (meta-analyse OR ~1,96). De gemene deler is dat psychedelica verslaafden helpen om uit hun rigide zelfdestructieve patroon te stappen en een nieuw perspectief te krijgen – vaak rapporteren deelnemers dat ze “zichzelf van een afstand zagen” en niet langer de drang voelden omdat ze iets belangrijkers/hernieuwds vonden (bv. gezondheid, familie, spiritualiteit). Therapie erbij zorgt dat deze inzichten worden omgezet in concrete stappen en coping skills om herval te voorkomen. MDMA is pas recent in beeld gekomen voor verslaving: de open-label Bristol studie (BIMA) bij alcoholisten toonde dat MDMA-psychotherapie veilig en haalbaar was, met op 9 maanden na detox een forse daling in alcoholinname (van ~130 eenheden naar ~19 eenheden per week gemiddeld). De gebruikte therapie was een recovery-oriented model, waarin ze zowel praatten over verslavingsgewoonten als onder MDMA emotioneel werk deden (veel deelnemers bleken trauma’s onder hun verslaving te hebben, die ze nu konden verwerken). MDMA kan dus vooral nuttig zijn als verslaving samenhangt met trauma of sociaal-emotionele problematiek; het bevordert inzicht in waarom iemand gebruikt (onderdrukken van pijn bv.) en helpt bij het doorbreken van zelfverwijt, wat de weg vrijmaakt om de verslaving aan te pakken in nuchtere toestand. Conclusie verslaving: Psilocybine/LSD met een gedragsmatig programma (CGT/MET) kan de motivatie en het inzicht zodanig versterken dat abstinentiepercentages veel hoger worden dan normaal. MDMA-therapie lijkt vooral geschikt als voorwerk bij duale diagnoses trauma+verslaving of om therapieresistente verslaafden die emotioneel vastzitten los te wrikken.
Persoonlijke groei en zingeving: In niet-klinische context is dit wellicht het meest gezochte doel bij psychedelisch gebruik. Hier zien we dat een introspectieve, niet-sturende benadering in een passend kader het meeste effect sorteert. Mensen rapporteren na een goed begeleide LSD- of psilocybinesessie vaak een hernieuwd levensdoel, meer creativiteit, diepere spirituele verbondenheid en een verbetering in welzijn en mindfulness-vaardigheden. Deze uitkomsten zijn moeilijk in cijfers te vatten, maar kwalitatief onderzoek bevestigt significante positieve levensveranderingen (bijv. het stoppen van een betekenisloos carrièrepad en kiezen voor werk dat werkelijk voldoening geeft, na een retreat). Therapeutisch komt dit neer op het faciliteren van een safe space waarin iemand zonder de druk van een “diagnose” zichzelf mag ontdekken. Een non-directieve doch gerichte aanpak – bijvoorbeeld het formuleren van een intentie (“waar worstel ik mee in het leven?”) gevolgd door de psychedelische sessie, en daarna integratiegesprekken om die intentie te evalueren in het licht van de ervaring – blijkt hier effectief. Veel integratiecoaches gebruiken elementen uit levenslooppsychologie, existentiële therapie en creatieve therapie om cliënten te helpen betekenis te geven aan hun ervaring. De stofkeuze is vaak pragmatisch: psilocybine (truffels) is toegankelijk en geeft 4-6 uur introspectie, LSD is langer werkend en krachtig visionair (sommigen verkiezen dit voor creatief onderzoek), MDMA wordt door koppels of in relatietherapie ingezet om samen patronen te doorbreken en diepe open communicatie te bereiken. Zo zijn er relatietherapeuten die (onder de radar) MDMA aan beide partners geven tijdens een sessie van 6-8 uur: conflicten worden dan vanuit liefde en begrip besproken in plaats van verwijtend – een ervaring die de relatie daarna blijvend ten goede kan komen.
Samenvattend laten we in onderstaande tabel nogmaals enkele prominente combinaties van stof + therapievorm + behandeldoel zien met hun effecten:
Psychedelische combinatie
Toepassing/doel
Effectiviteit (bevindingen)
MDMA + ondersteunende trauma-psychotherapie
PTSS (chronisch, therapieresistent)
~67% remissie na 2-3 MDMA-sessies + therapie (fase-3 trial)
pmc.ncbi.nlm.nih.gov
; significante symptoomdaling zelfs bij comorbide dissociatie/depressie.
MDMA + CGT-conjoint therapie (stellen)
PTSS bij koppels (trauma & relatieproblemen)
Sterke afname PTSS-symptomen en verbetering relatiefunctioneren; beide partners rapporteren meer begrip, minder ontwijking.
MDMA + massale exposure (prolonged exposure)
PTSS (veteranen, complex trauma)
In onderzoek (pilot); rationale: MDMA bevordert emotionele verwerking en verdringt angst tijdens imaginaire exposure. Verwacht wordt snellere en diepere extinctie van traumavrees.
MDMA + mindfulness training (MDMA-ATM)
Sociale angst bij autisme
Rapidé en langdurige afname sociale angst (Cohen’s d=1.4 op 1 maand); verbetering in sociale adaptatie en stemming, zonder bijwerkingen.
Psilocybine + cognitieve gedragstherapie
Verslaving (nicotine)
80% abstinentie na 6 maanden– buitengewoon hoog vs. ~30% bij normale methoden; deelnemers noemen de psilocybine-inzichten “cruciaal” voor hun stopproces.
Psilocybine + Motiverende gespreksvoering (MET)
Verslaving (alcohol)
Pilotresultaten: drastische reductie in alcoholgebruik en verhoogd abstinentiepercentage tot maanden na behandeling.
LSD (1 sessie) + standaard verslavingszorg
Verslaving (alcohol)
Meta-analyse 6 RCT’s: eenmalig LSD vergrootte kans op verbetering fors (OR ~1.96); effect hield maanden aan (vaak gecombineerd met counseling of AA-meetings).
Psilocybine/LSD + ondersteunende therapie
Angst & depressie bij levensbedreigende ziekte
~60-80% had op 6 maanden clinically significant minder angst/depressie, plus toegenomen levenskwaliteit en zingeving. Mystieke ervaring bleek mediërend voor het therapeutisch effect.
LSD + psycholytische psychotherapie
Neurotische stoornissen, trauma (historisch)
Casus/documentatie: Meervoudige lage doses LSD brachten verdrongen trauma’s en emotie omhoog; veel patiënten bereikten doorbraken in zelfinzicht en symptoomreductie die jarenlang klassiek analytisch werk evenaarden. (Huidig gebruik beperkt tot Zwitserland compassionate use).
MDMA-analogen (bv. methylone, 3-MMC) + therapie
(Diverse, experimenteel in alternatieve setting)
Nagenoeg geen wetenschappelijke data; anekdotisch vergelijkbare acute effecten als MDMA op empathie en angst, maar MDMA zelf blijft superieur in onderzocht therapeutisch potentieel. Gebruik van analogen is experimenteel en ongereguleerd. Er zijn mogelijk betere analogen van MDMA die nog onderzocht moeten worden.
Tabel: Overzicht van enkele therapie-psychedelica combinaties en hun uitkomsten.
Uit de tabel en de bespreking blijkt dat geen enkele benadering one-size-fits-all is. Echter, duidelijke lijnen zijn:
Veilige, empathische ondersteuning (non-directief) is universeel bevorderlijk – het vormt de basis ongeacht welke verdere techniek men inzet.
MDMA combineert bijzonder goed met therapieën gericht op traumaheling en relationele verwerking (exposure, CGT bij PTSS, partnertherapie), dankzij het wegnemen van angst en bevorderen van emotionele openheid. Ook cognitieve en gedragsmatige therapieën kunnen door MDMA worden gefaciliteerd (makkelijker nieuwe gedachten aannemen, gedragsverandering durven inzetten).
LSD en psilocybine sluiten naadloos aan bij inzichtgerichte, introspectieve therapieën – ze brengen existentiële en onbewuste thema’s naar voren die via psychodynamische of existentiële benaderingen geïntegreerd kunnen worden. Deze stoffen lijken minder geschikt voor protocollaire CGT tijdens de sessie, maar zeer geschikt om bijvoorbeeld in combinatie met mindfulness, creatieve therapie of levensbeschouwelijke begeleiding te gebruiken.
Bij verslaving zien we een pragmatische aanpak: klassieke psychedelica om motivatie en inzicht te katalyseren in combinatie met CGT/MET voor de gedragsverandering, en MDMA mogelijk voor comorbide trauma’s of therapieresistente gevallen waar eerst emotioneel werk nodig is.
Voor persoonlijke groei is de setting soms belangrijker dan de specifieke therapeutische methode: een goed opgezette ceremonie of een ervaren coach kan even waardevol zijn als formele therapie, zolang integratie maar plaatsvindt.
Tegelijk moeten we onderstrepen dat psychedelica géén magie op zich zijn – ze versterken de effectiviteit van therapie, maar de therapie zelf (de menselijke begeleiding, het vertrouwen, de methodiek) blijft essentieel. Zoals een gezegde in het veld luidt: “The drug puts you in the room with your issues, but it’s the therapy that helps you solve them.” Dankzij de hernieuwde onderzoeksinteresse sinds circa 2010 leren we steeds beter hoe we deze middelen verantwoord kunnen inzetten. Naar verwachting zullen in de komende jaren MDMA (voor PTSS) en psilocybine (voor depressie) in sommige landen reguliere behandelingen worden, waarbij therapiemanuals standaarden geven voor optimale integratie van bijvoorbeeld CGT-elementen, meditatie of creatieve expressie in het behandeltraject.
Tot slot is het belangrijk om te beseffen dat therapie met psychedelica multidisciplinair van aard is: het vraagt samenwerking tussen psychiaters, psychologen, neurowetenschappers en eventueel spiritueel georiënteerde begeleiders. De meest effectieve vorm zou weleens een hybride kunnen zijn die zowel de wetenschappelijke rigor en veiligheid omvat als de erkenning van subjectieve beleving en spiritualiteit die alternatieve settings kenmerkt. Daarmee kunnen we recht doen aan de complexe, psychologische én mystieke dimensies van heling die deze middelen teweeg kunnen brengen. In alle gevallen geldt: de combinatie van de juiste stof met de juiste therapievorm, toegepast op het juiste probleem, kan indrukwekkende doorbraken opleveren die voorheen onbereikbaar leken – een hoopgevend vooruitzicht voor de toekomst van de geestelijke gezondheidszorg. |
|
Trippen tegen PTSS
|
29 Relevantie |
5 jaar geleden |
marcel |
Korte berichten |
|
Trippen tegen PTSS
Het wordt steeds vaker gedaan, psychedelische therapie bij trauma en PTSS. Vele onderzoeken die nu lopen gebruiken psilocybine bij voornamelijk depressie en MDMA bij trauma en PTSS. Toch kan psilocybine ook worden ingezet bij trauma en PTSS.
Lees hier meer over de onderzoeken naar psilocybine therapie
Psilocybine tegen PTSS
Bij triptherapie zetten wij regelmatig psilocybine in tegen depressie en in steeds meerdere gevallen ook tegen trauma en PTSS.Vaak zijn angstklachten diep verbonden met depressie aangezien stress de hoeveelheid serotonine indirect verlaagd. Laag serotonine is een indicator voor angsten en depressie en kan door een negatieve spiraal de situatie verergeren. Psilocybine, wat na omzetting psilocine vormt, is een psychedelica die wellicht wel het meeste lijkt op serotonine en kan daarmee depressieve gevoelens direct wegnemen. Verder kunnen er tijdens de psilocybine sessies inzichten ontstaan, nieuwe hersenverbindingen, connectie met het goddelijke, empathie, sympathie en zelfliefde worden ervaren. Al deze eigenschappen van psilocybine kunnen mensen met PTSS helpen.
Trippen en PTSS?
Laten we meteen vertellen dat psychedelica en PTSS ook voor een bad-trip kan zorgen waarbij alle angsten naar boven kunnen op een negatieve manier. Bij personen met PTSS kan dit een verergering van de situatie veroorzaken. Het is dan ook zeer belangrijk om de juiste voorbereiding te treffen, de juiste situatie tijdens de trip te bewerkstelligen en om een ervaren triptherapeut/begeleider in de buurt te hebben. Als al deze zaken op orde zijn minimaliseer je de kans op een bad trip aanzienlijk.
De voorbereiding van de behandeling
Medicatie check
Bepaalde medicatie die doorgaans worden voorgeschreven voor het onderdrukken van de symptomen bij PTSS kunnen beslist niet samen met de meeste psychedelica.
Antidepressiva (SSRI, MAO remmers, TCA) of andere psychoactieve medicijnen kunnen vanwege gezondheidsredenen niet gecombineerd worden met psilocybine.
Personen met ernstige hartklachten en/of medicatie ten behoeve van de hart- en vaatfunctie (Tramadol! e.d.) kunnen helaas ook geen psilocybine behandeling ondergaan.
Disclaimer: Overleg altijd met de arts die de medicatie voorschrijft of en hoe deze medicatie veilig kan worden afgbebouwd. Stop nooit zomaar direct met medicijnen!
De neurochemie verbeteren
Op basis van de intake en neurotransmittertest die tijdens het aanmelden wordt ingevuld zullen wij een advies maken t.b.v. de neurochemie. Dat wil zeggen dat we supplementen, voeding en activiteiten zullen gaan aanbevelen om alvast de neurotransmitters in balans te krijgen alvorens we de psychedelische sessie doen. Het komt redelijk vaak tot bijna altijd voor dat de gehalte van de neurotransmitters GABA en serotonine laag zijn bij PTSS. Een laag gehalte GABA dient bij PTSS altijd eerst op peil worden gebracht om zo’n goed mogelijke psychedelische sessie te bewerkstelligen.
Lees hier meer over GABA/glutamaat en bad trips
Breng de triggers in kaart
Het is bij een psilocybine behandeling tegen PTSS handig om overzicht te maken van de triggers die stress veroorzaken. Dit kunnen geluiden, situaties, personen of andere zaken zijn. Daarnaast is het handig om de primaire respons op te schrijven. Met de primaire respons bedoelen wij dan de automatische reactie van het lichaam/gedachten, wat vaak iets te maken heeft met de fight/flight/freeze reactie. Verder kan er worden opgeschreven wat de secundaire respons is en daarmee bedoelen we wat voor bewuste keuze je maakt na de trigger en primaire respons. Maak voor het gemak een tabel die er ongeveer zo uit ziet:
Triggers
Primaire respons
Secundaire respons
Geluid
Buurman
Scheldwoord
In het geval je niet zeker weet wat je triggers zijn of de repsonses, vul dan zo veel mogelijk in en laat de onbekenden leeg.
De psilocybine sessie bij PTSS
De psilocybine sessie bij een PTSS-behandeling verloopt iets anders dan bij andere sessies. Het voorgesprek van de sessie zelf, het opkomen en de piek van de psilocybine sessie heeft nog niets direct met de behandeling van PTSS te maken maar met de anti-depressieve eigenschappen een psilocybine trip. Het is juist de coming down waar we oog zullen hebben voor de angstklachten, triggers en responses. Tijdens de coming down gebruiken we de inzichten, de tevredenheid en alle andere positiviteit om te praten over de PTSS gerelateerde zaken zodat het brein deze begrippen op een andere manier gaat opslaan. Met een zeer sterk gevoel van tevredenheid en acceptatie kunnen de onderbewuste processen worden veranderd doordat de associaties veranderen terwijl het brein in een staat is waar het makkelijker nieuwe verbindingen maakt.
Meer informatie of de intake starten?
Start de intake
Neem contact op |
|
Antwoord op: Is de potentie van MDMA als middel tegen PTSS hoopgevend bij getraumatiseerden?
|
21 Relevantie |
5 maanden geleden |
marcel |
Q&A |
|
Ja, de potentie van MDMA als therapeutisch hulpmiddel bij de behandeling van Posttraumatische Stressstoornis (PTSS) is inderdaad hoopgevend. Diverse klinische studies hebben aangetoond dat MDMA-geassisteerde psychotherapie effectief kan zijn in het verminderen van symptomen van PTSS, zoals herbelevingen, angst en vermijdingsgedrag.
Onderzoek uitgevoerd door organisaties zoals MAPS (Multidisciplinary Association for Psychedelic Studies) heeft aangetoond dat MDMA de therapeutische relatie kan versterken, waardoor patiënten zich meer openstellen en minder angst ervaren tijdens de sessies. Dit kan leiden tot een diepere verwerking van traumatische ervaringen. De combinatie van MDMA met gesprekstherapie is vaak effectiever omdat de stress-reactie uitblijft.
MDMA werkt door de afgifte van neurotransmitters zoals serotonine en oxytocine te stimuleren, wat gevoelens van verbondenheid, empathie en veiligheid bevordert. Dit kan bijzonder nuttig zijn voor mensen met PTSS, die vaak worstelen met gevoelens van isolatie en wanhoop. Tijdens een MDMA-sessie kunnen patiënten een verhoogde staat van emotionele openheid ervaren, wat hen in staat stelt om hun trauma's vanuit een nieuw perspectief te bekijken.
Het is cruciaal dat MDMA-geassisteerde therapie plaatsvindt onder begeleiding van een ervaren MDMA therapeut. De therapeutische setting speelt een belangrijke rol in het succes van de behandeling. Een veilige en ondersteunende omgeving kan de effectiviteit van de therapie aanzienlijk verhogen.
Meer info:
Psychedelische therapie bij PTSS
Psilocybine of MDMA bij PTSS
Wanneer kies je voor MDMA of psilocybine? |
|
Antwoord op: MDMA therapie PTSS
|
20 Relevantie |
3 maanden geleden |
marcel |
Q&A |
|
Volgens onze beleving wijkt de effectiviteit van MDMA therapie niet veel af van de wetenschappelijke onderzoeken. De meeste mensen verminderen hun PTSS-symptomen met ongeveer 70% na slechts 1-3 sessies met MDMA in combinatie met voor- en nawerk.
Tijdens een MDMA sessie ervaren deelnemers vaak een verhoogde openheid, empathie en verbondenheid, wat helpt bij het verkennen en verwerken van traumatische ervarinmgen. De eerste resultaten van divers wetenschappelijk onderzoek naar MDMA therapie toont ook aan dat het zeer doeltreffend is, vooral bij angstgerelateerde klachten.
Zie ook:
MDMA therapie in Nederland tegen PTSS
Hoe werkt MDMA?
De voordelen van MDMA therapie
De nadelen van MDMA therapie
Een alternatief voor MDMA therapie
Voor wie is een MDMA sessie wel geschikt?
Meer dan alleen therapie met psychedelica
Hoe een traject bij triptherapie eruit ziet
Extra’s tijdens de sessies
Mogelijkheden van triptherapie |
|
Wetenschappelijk onderzoek: Wat doet MDMA met de Amygdala?
|
19 Relevantie |
2 maanden geleden |
Research |
Q&A |
|
MDMA heeft een specifiek en diepgaand effect op de amygdala, het hersengebied dat angst en emotionele reacties reguleert. Tijdens een MDMA-sessie wordt de activiteit van de amygdala sterk verminderd. Hierdoor neemt de angstrespons af, wat essentieel is voor het verwerken van emotioneel beladen herinneringen of trauma's.
Deze demping maakt het mogelijk dat mensen zich tijdens therapie veilig, open en verbonden voelen. Ze durven thema’s te bespreken die normaal gesproken te pijnlijk of beangstigend zijn. Dit is een van de redenen waarom MDMA bijzonder effectief is gebleken bij de behandeling van PTSS en andere angststoornissen.
Naast deze demping stimuleert MDMA de afgifte van serotonine, dopamine en oxytocine — neurotransmitters die zorgen voor gevoelens van welzijn, vertrouwen en empathie. Daardoor ontstaat een tijdelijke toestand waarin emotionele verwerking soepeler verloopt en nieuwe inzichten ontstaan over het eigen gedrag en emoties.
Emoties: empathie, euforie en affectieve verwerking
Acute effecten: MDMA staat bekend om het versterken van positieve emoties en sociale verbondenheid. Na inname treedt doorgaans een sterke euforie en opgewektheid op, samen met toegenomen gevoel van empathie en nabijheid tot anderen. In gecontroleerde studies rapporteren proefpersonen onder invloed van MDMA een significant verbeterde stemming en gevoelens van “gelukzaligheid”. Deze euforie gaat gepaard met verhoogde afgifte van monoamines (vooral serotonine, maar ook dopamine en noradrenaline) en hormonen zoals oxytocine, die prosociaal gedrag en vertrouwen bevorderen. fMRI-onderzoek laat zien dat MDMA de verwerking van emotionele stimuli verschuift: het vermindert de reactiviteit van de amygdala op negatieve gezichtsuitdrukkingen (bijvoorbeeld boze gezichten), terwijl aandacht en respons op positieve sociale signalen juist worden verhoogd. Zo vonden Bedi et al. (2009) dat een eenmalige MDMA-dosis de respons van met name de linker amygdala op boze gezichten sterk verminderde ten opzichte van placebo. Dit kan verklaren waarom MDMA-gebruikers moeite hebben om negatieve emoties (zoals woede of angst) in gezichten te herkennen, terwijl herkenning van blije gezichten intact blijft of zelfs verbetert. Tegelijkertijd ervaart men onder MDMA juist meer empathie: in een meta-analyse van 6 placebogecontroleerde studies werd bevestigd dat MDMA steevast de emotionele empathie van deelnemers verhoogt. In een direct vergelijkend experiment toonde alleen de MDMA-groep (en niet de controlegroep met methylfenidaat) meer empathie voor positieve emoties bij anderen en sterkere subjectieve “empathogene” gevoelens. Ook Hysek et al. (2014) rapporteerden dat acute MDMA-toediening leidt tot minder competitief gedrag en meer empathische zorgzaamheid bij proefpersonen. Samengevat creëert MDMA acuut een emotioneel toestandsbeeld van verhoogde positieve affectie (euforie, liefdevolheidsgevoelens) en prosociale empathie, terwijl negatieve affectieve prikkels minder sterk doordringen.
Langetermijneffecten: Bij matig, incidenteel gebruik van MDMA zijn er vooralsnog weinig aanwijzingen voor blijvende veranderingen in het emotionele verwerkingsvermogen. Echter, chronisch of excessief MDMA-gebruik kan leiden tot ongewenste emotionele gevolgen. Onderzoek suggereert dat zware ecstasy-gebruikers vatbaarder zijn voor stemmingsstoornissen zoals depressie en angst wanneer zij niet onder invloed zijn. Dit wordt vaak toegeschreven aan neuroadaptatie van het serotonerge systeem: langdurig of hoogfrequent gebruik kan de serotoninetransporters in de hersenen verminderen en serotoninevoorraden uitputten, wat resulteert in een dip in stemming na de acute drugfase. Deze gebruikers kunnen een afname in natuurlijke euforie en algemene stemming ervaren en in sommige gevallen een zekere afvlakking van affect of anhedonie. Bovendien rapporteren clinici dat zware MDMA-gebruikers soms moeite hebben met emotionele regulatie en impulsiviteit, mogelijk gerelateerd aan serotonerge neurotoxiciteit. Het is belangrijk op te merken dat dergelijk langdurig disfunctioneren vooral geassocieerd is met intensief misbruik; bij matige dosering en lage gebruiksfrequentie zijn geen consistente langdurige emotionele stoornissen aangetoond.
Angstregulatie
Acute effecten: MDMA heeft een opvallend angstremmend (anxiolytisch) effect. Door veranderingen in de amygdala-activiteit vermindert MDMA acute angstreacties op bedreigende stimuli. Zoals hierboven genoemd, wordt de amygdala (het hersengebied dat verantwoordelijk is voor het detecteren van dreiging en het initïeren van angstreacties) onder invloed van MDMA minder actief bij het zien van boze of bedreigende gezichten. Dit duidt erop dat de automatische “alarm”-functie van de amygdala tijdelijk wordt gedempt. Inderdaad is met fMRI aangetoond dat MDMA het limbisch systeem (waar de amygdala onderdeel van is) minder actief maakt – een effect dat sterker is bij proefpersonen die ook subjectief de meeste ontspanning en euforie voelden. Interessant genoeg wordt tegelijkertijd de verbinding tussen de amygdala (emotiecentrum) en de prefrontale cortex (hogere controlefuncties) onder MDMA minder sterk. Dit patroon – verminderde limbische (amygdala) activiteit en verlaagde communicatie tussen emotie- en controlecentra – is tegengesteld aan wat men ziet bij angststoornissen, waar de amygdala hyperactief is en de prefrontale controle op angst juist verzwakt. MDMA veroorzaakt daarmee acuut een hersenstatus die samenhangt met minder angst en stress: proefpersonen voelen zich ontspannen, sociaal onbevangen en ervaren minder vrees voor afwijzing of gevaar. Zo is gevonden dat MDMA het gevoel van sociale dreiging onderdrukt en de motivatie verhoogt om met anderen om te gaan, deels omdat negatieve sociale signalen (bijvoorbeeld sociale afkeuring) de gebruiker minder sterk raken. Bovendien kan MDMA tegelijkertijd de gevoeligheid voor positieve prikkels verhogen, wat betekent dat mensen sterker reageren op beloningen en vriendelijke gezichten dan op bedreigende informatie. Het netto gevolg is een toestand van verhoogd vertrouwen en verminderde angst, wat een belangrijke verklaring biedt voor de prosociale effecten van MDMA.
Langetermijneffecten: Hoewel MDMA acuut angst vermindert, zijn de langetermijngevolgen complexer. Herhaald overmatig gebruik van MDMA is geassocieerd met een verhoogde basislijn-angst en prikkelbaarheid bij sommige mensen. Dierstudies tonen bijvoorbeeld dat ratten weken na een korte MDMA-blootstelling angstiger gedrag vertonen dan controle-dieren. Dit ging samen met veranderingen in serotonine-receptoren en transporters in o.a. de amygdala en hippocampus. Bij mensen is er klinisch bewijs dat zware ecstasy-gebruikers vaker last hebben van angstklachten en paniekaanvallen, wat in lijn is met mogelijke uitputting van de serotonerge neurotransmissie. Met andere woorden, chronisch MDMA-misbruik kan de amygdala gevoeliger maken voor stress in afwezigheid van de drug, doordat de natuurlijke angstremmende systemen uitgeput raken. Het is echter van belang om onderscheid te maken tussen recreatief misbruik en therapeutisch gebruik: in gecontroleerde, incidentele doseringen (zoals bij MDMA-geassisteerde therapie) wordt doorgaans geen toename van chronische angst gezien – vaak eerder het omgekeerde, namelijk een blijvende reductie in angstklachten doordat trauma’s beter verwerkt zijn (zie verder bij therapeutische implicaties). Niettemin benadrukken onderzoekers voorzichtigheid: MDMA dient niet frequent of onbegeleid gebruikt te worden, omdat neurobiologische aanpassingen door frequent gebruik (bijvoorbeeld downregulatie van serotoninesystemen) kunnen resulteren in verhoogde angstgevoeligheid op de lange termijn.
Geheugen: emotioneel geheugen en traumaverwerking
Acute effecten: MDMA beïnvloedt het emotioneel geheugen op een unieke manier. Enerzijds is bekend dat MDMA acuut het kortetermijngeheugen en werkgeheugen wat kan verstoren – gebruikers hebben tijdens de intoxicate moeite om complexe informatie te onthouden of te verwerken. Belangrijker in deze context zijn echter de effecten op herinneringen en trauma. Onder invloed van MDMA lijken pijnlijke herinneringen minder overweldigend: in een experiment waarin gezonde vrijwilligers onder fMRI hun meest negatieve en meest positieve autobiografische herinneringen ophaalden, beoordeelden zij na MDMA-inname hun negatieve herinneringen als minder negatief vergeleken met placebo. Tegelijkertijd werden hun positieve herinneringen juist intenser en levendiger beleefd. fMRI-scans lieten zien dat dit samenhing met veranderde activiteit in hersengebieden – delen van de hersenen waren bij het herbeleven van de “ergste” herinneringen minder sterk geactiveerd onder MDMA dan onder placebo. Dr. Carhart-Harris, die dit onderzoek leidde, merkte op dat MDMA “de impact van pijnlijke herinneringen lijkt te verzachten” en mensen in staat stelt terug te denken aan trauma zonder overspoeld te raken door negatieve emoties. Dit ondersteunt de hypothese dat MDMA een therapeutisch venster opent waarin traumatische herinneringen kunnen worden herbezocht met minder angst. Neurowetenschappelijk gezien bevordert MDMA mogelijk processen als fear extinction (uitdoving van angstgeheugen) en memory reconsolidation (hernieuwde opslag van herinneringen in aangepaste vorm). Inderdaad hebben dier- en humaan onderzoek indicaties gegeven dat MDMA de herconsolidatie van angstherinneringen kan verstoren of verzwakken, en de uitdoving van angst kan faciliteren. Dit betekent dat wanneer iemand onder MDMA een traumatische herinnering ophaalt, de herinnering in het brein mogelijk “herschreven” wordt met een lagere emotionele lading, waardoor bij volgende herinneringen de angstrespons verminderd is. Ook verhoogt MDMA acuut de functionele connectiviteit tussen de amygdala en hippocampus (geheugencentrum). Normaal zien we bij PTSS-patiënten juist een verminderde communicatie tussen amygdala en hippocampus, wat geassocieerd is met gebrekkige contextuele verwerking van angstherinneringen. MDMA herstelt (tijdelijk) deze communicatie, wat zou kunnen betekenen dat emotionele herinneringen beter in hun context geplaatst en verwerkt worden. Al deze acute effecten – minder angst, aangepaste emotionele labeling van herinneringen, en verhoogde connectie tussen emotie- en geheugencentra – dragen ertoe bij dat MDMA een gunstig milieu voor traumaverwerking creëert.
Langetermijneffecten: Wanneer het gaat om langdurige invloed van MDMA op geheugen, moeten we onderscheid maken tussen neurotoxiciteit door misbruik en therapeutisch gebruikseffect. Uit studies bij chronische ecstasy-gebruikers blijkt dat zij meetbare geheugenproblemen kunnen ontwikkelen. Met name het verbale geheugen en werkgeheugen kunnen bij zware gebruikers slechter presteren dan bij niet-gebruikers, mogelijk als gevolg van serotonineschade in hippocampus en cortex. In dierexperimenten leidde hoge doses MDMA tot een significante afname van serotonine in de hippocampus en amygdala en tot up- of downregulatie van serotoninereceptoren, zonder dat neuronen in deze gebieden geheel afstierven. Deze veranderingen gingen gepaard met langdurige gedragsveranderingen, waaronder verminderd geheugen en verhoogde angst. Bij menselijke gebruikers is bewijs voor onomkeerbare geheugenstoornissen minder eenduidig; sommige onderzoeken signaleren lichte cognitieve achteruitgang (zoals moeite met nieuwe informatie leren of complexe taken onthouden) bij intense gebruikers, terwijl andere factoren (zoals poly-druggebruik of voorbestaande verschillen) dit ook kunnen verklaren. Daarentegen vinden therapeutische toepassingen van MDMA (sporadisch, in een gecontroleerde setting) juist het tegenovergestelde effect op traumagerelateerd geheugen: patiënten kunnen hun trauma herinneren zonder intense emotionele reactie en nadien wordt het trauma vaak minder indringend ervaren. Belangrijk is dat in klinische context de doses en frequentie zeer beperkt zijn, waardoor neurotoxiciteit geminimaliseerd wordt. Samengevat: overmatig recreatief gebruik van MDMA kan het geheugen schaden, terwijl begeleid therapeutisch gebruik het emotioneel geheugen juist kan “resetten” of herstructureren op een manier die helend is voor trauma.
Structurele en functionele veranderingen in de amygdala
Acute effecten (fMRI en neurobiologisch): MDMA veroorzaakt duidelijke functionele veranderingen in de amygdala en verwante structuren tijdens acute intoxicatie. Brain-imaging studies tonen een daling in activiteit en doorbloeding van de amygdala onder invloed van MDMA. Met arterial spin labeling (ASL) fMRI is bijvoorbeeld aangetoond dat MDMA de cerebrale bloeddoorstroming (CBF) in de rechter mediale temporale kwab (inclusief de amygdala) significant verlaagt. Deze verminderde activiteit is niet diffuus over het brein, maar treedt specifiek op in emotie- en geheugen-gerelateerde gebieden (amygdala, hippocampus, limbische cortex), in combinatie met verhoogde activiteit in beloningsgebieden. Opvallend is dat de mate van CBF-daling in de amygdala en hippocampus correleert met de intensiteit van de subjectieve MDMA-ervaring (hoe sterker iemand het effect voelt, des te meer daling in amygdala-activiteit). Tegelijkertijd ziet men veranderingen in de functionele connectiviteit: MDMA verhoogt de onderlinge communicatie tussen de amygdala en hippocampus (wat wijst op een grotere synchronisatie tussen emotie- en geheugenverwerking) en vermindert de connectiviteit tussen de mediale prefrontale cortex en zowel de amygdala/hippocampus als de posterieure cingulate cortex. Dit betekent dat tijdens MDMA-toediening de “top-down” invloeden van controlegebieden op de amygdala afnemen, terwijl de “onderlinge dialoog” tussen amygdala en geheugencentra toeneemt. Figuur 1 illustreert dit: blauwe gebieden duiden op afgenomen activiteit in limbische structuren bij acute MDMA-inname. Figuur 1: fMRI-scans tonen dat MDMA de doorbloeding (en daarmee de activiteit) vermindert in limbische hersengebieden, waaronder de amygdala (blauw gemarkeerde gebieden). Deze vermindering in activiteit van emotieverwerkende centra correleert met de subjectieve drugervaring (zoals het gevoel van kalmte en euforie). Naast doorbloeding en connectiviteit verandert ook de neurochemie in de amygdala acuut: MDMA overstroomt dit gebied met serotonine. De amygdala is rijk aan serotoninereceptoren, en acute overstimulatie hiervan kan direct de activiteit van amygdalaneuronen onderdrukken. Bovendien stimuleert MDMA de afgifte van oxytocine via de hypothalamus; oxytocine staat bekend om het reduceren van amygdala-reactiviteit op sociale dreiging. Samen leiden deze acute veranderingen tot een “verzachting” van de amygdalafunctie – minder vrees, meer sociale openheid – gedurende de werkingsduur van de drug.
Langetermijneffecten (structureel): De vraag of MDMA blijvende structurele veranderingen in de amygdala veroorzaakt, is zorgvuldig onderzocht. Matig MDMA-gebruik (incidenteel gebruik met tussenpozen) lijkt geen blijvende schade of volumeverandering in de amygdala te geven; een systematische review vond geen overtuigend bewijs voor structurele hersenafwijkingen bij recreatieve gebruikers met lage tot gemiddelde consumptie. Daarentegen kan chronisch zwaar gebruik bepaalde subtiele veranderingen teweegbrengen. Hoewel conventionele MRI-scans zelden duidelijke lesies of volumeverlies in de amygdala laten zien bij MDMA-gebruikers, hebben post-mortem en dieronderzoeken neurochemische veranderingen gedocumenteerd. Zo toonde een rattenstudie dat hoge doses MDMA een langdurige afname van serotonine- en 5-HIAA-gehaltes in de amygdala veroorzaken, wat duidt op beschadiging van serotonerge axonuiteinden in dit gebied. Bovendien werd een reductie in serotoninetransportereiwitten waargenomen na herhaalde blootstelling. In menselijk onderzoek met PET-scans zijn bij zware ecstasy-gebruikers verminderde binding van serotonine-transporters in verschillende hersengebieden gerapporteerd, wat past bij deze bevindingen van serotonineneurotoxiciteit. Structurele MRI laat bij sommige intensieve gebruikers ook verminderde grijze-stofvolumes zien in bepaalde frontale en temporale gebieden, al is het bewijs hiervoor niet eenduidig en kan polydrugsgebruik meespelen. Voor de amygdala specifiek zijn volumetrische veranderingen moeilijk vast te stellen; sommige PTSS-studies tonen een verkleinde amygdala bij chronische stress, maar bij MDMA-gebruikers is dit niet consequent aangetoond. Het is echter aannemelijk dat microstructurele veranderingen – zoals veranderingen in dendrieten, synaptische dichtheid of gliacellen – optreden bij langdurige overprikkeling en uitputting van neurotransmitters, hoewel deze subtiel zijn. Verder is tolerantie-ontwikkeling een indicatie van neuroadaptatie: gebruikers merken dat bij frequent MDMA-gebruik het empathogene effect afneemt en ze hogere doses nodig hebben voor hetzelfde effect, wat samenhangt met downregulatie van serotoninereceptoren en -transporters. Samengevat lijken functionele veranderingen (zoals gewijzigde activiteit en connectiviteit) onder MDMA duidelijk en reproduceerbaar, terwijl structurele schade aan de amygdala bij menselijk gebruik vooral een risico is bij langdurig, excessief gebruik en dan voornamelijk zichtbaar is in termen van neurochemische aanpassingen (verlies van serotonine-innervatie) eerder dan drastische volumevermindering.
Therapeutische implicaties: MDMA en PTSS-behandeling
De unieke effecten van MDMA op emotie, angst en herinnering hebben geleid tot veel interesse in MDMA-geassisteerde psychotherapie, met name voor posttraumatische stressstoornis (PTSS). PTSS wordt gekenmerkt door een hyperactieve amygdala (overmatige angstreacties, hypervigilantie) en onvolledig verwerkte traumaherinneringen die terugkerende nachtmerries en flashbacks veroorzaken. MDMA heeft precies die eigenschappen die een therapie bij PTSS kunnen ondersteunen: het middel dempt de angstrespons (door amygdala-onderdrukking) en versterkt positieve emoties en empathie, waardoor patiënten zich veilig en verbonden voelen met de therapeut. Tevens lijkt MDMA de hersenen in een plastische staat te brengen waarin fear extinction en trauma-verwerking optimaal kunnen plaatsvinden. Tijdens MDMA-sessies kunnen PTSS-patiënten vaak over hun trauma spreken met ongekende helderheid zonder overspoeld te worden door paniek. Dit stelt hen in staat herinneringen te herbezoeken en te herwaarderen in aanwezigheid van een therapeut, wat leidt tot heropslag van het trauma met minder emotionele lading. Bovendien bevordert MDMA een sterke therapeutische alliantie: door de toename in empathie en vertrouwen voelen patiënten zich begrepen en gesteund, en therapeuten merken dat patiënten opener zijn over hun gevoelens. Deze combinatie van verminderde angst, verhoogde emotionele verwerking en verbeterde alliantie heeft geresulteerd in opmerkelijk positieve klinische uitkomsten.
In klinische trials bij PTSS heeft MDMA-geassisteerde therapie buitengewone resultaten laten zien. In gerandomiseerde dubbelblinde onderzoeken kregen chronische PTSS-patiënten enkele (meestal 2 à 3) therapie-sessies met MDMA (versus placebo-therapie bij de controlegroep). Na afloop voldeed circa 67–71% van de patiënten in de MDMA-groep niet langer aan de PTSS-diagnose, vergeleken met ongeveer 21–47% in de placebogroep. Met andere woorden: twee derde tot driekwart van de PTSS-patiënten was klinisch hersteld of significant verbeterd na MDMA-therapie, tegenover een veel kleinere fractie met de gebruikelijke therapie alleen. Ook de symptoomscore (CAPS-5) nam sterk af in de MDMA-groep vergeleken met placebo, en de functionele beperkingen (angst in het dagelijks leven) verbeterden significant. Deze effecten bleken bovendien duurzaam: in follow-ups maanden later behield een groot deel van de MDMA-behandelde patiënten hun verbeterde toestand. Geen ernstige bijwerkingen werden gerapporteerd; MDMA-therapie onder medische begeleiding werd als veilig en goed verdraagbaar beoordeeld, met tijdelijke bijwerkingen (zoals gespannen kaak, zweten, milde hartslag- en bloeddrukstijging) die vanzelf overgingen.
De therapeutische implicaties reiken mogelijk verder dan PTSS. Aangezien MDMA prosociale en angstremmende effecten heeft, wordt onderzocht of het kan helpen bij andere aandoeningen waarbij sociaal functioneren of trauma een rol speelt. Zo toonde een kleine studie bij autistische volwassenen met sociale angst dat MDMA-ondersteunde therapie de sociale angst sterk kon verminderen. Ook bij terminale kankerpatienten (existentiële angst) en mensen met behandelresistente depressie wordt incidenteel geëxperimenteerd met MDMA-geassisteerde ondersteuning. Het belangrijkste en verst meest onderzochte domein blijft echter PTSS, waar MDMA inmiddels fase-3 klinische trials met succes heeft doorlopen en waarschijnlijk op weg is naar reguliere goedkeuring als adjuvante behandeling bij therapieresistente PTSS. De positieve effecten zijn rechtstreeks te koppelen aan de invloed van MDMA op de amygdala en gerelateerde circuits: door het uitzetten van de “angstschakelaar” (amygdala) en het aanzetten van de “veiligheids- en verbondenheidsmodus” kan therapie die voorheen te moeilijk was – zoals het herbeleven van trauma – ineens wél plaatsvinden. Dit inzicht vormt een paradigmaverschuiving in de psychiatrie: in plaats van angstherinneringen te onderdrukken met dagelijkse medicatie, gebruikt men een paar gerichte MDMA-sessies om de kern van het trauma aan te pakken in het brein, mede door de amygdala tijdelijk tot rust te brengen.
Conclusie
MDMA oefent krachtige effecten uit op de amygdala en het brein’s emotienetwerken, zowel acuut als (bij intensief gebruik) chronisch. Kort na toediening zien we een afname in amygdala-activiteit en een verschuiving richting positieve emotionele verwerking: gebruikers ervaren euforie, empathie en verminderde angst, deels doordat de amygdala minder sterk dreiging signaleert. Dit acute “amygdala-dempende” effect ligt ten grondslag aan de prosociale en therapeutische eigenschappen van MDMA. Op lange termijn zijn de effecten tweeledig: bij therapeutisch gebruik kan MDMA blijvende verbetering in angst- en trauma-gerelateerde symptomen geven (dankzij het faciliteren van emotionele verwerking), terwijl chronisch misbruik kan leiden tot neurobiologische aanpassingen (met name in het serotoninesysteem) die angst en stemming juist negatief beïnvloeden. Structurele schade aan de amygdala is bij spaarzaam gebruik niet aangetoond, maar bij zeer hoog gebruik kunnen serotonineneuronen in limbische gebieden als de amygdala deels uitputten.
Al met al bevestigen bevindingen uit neurobiologisch en klinisch onderzoek dat MDMA de amygdala als het ware “herkalibreert”: tijdelijk minder vrees en meer sociale emotie, wat unieke mogelijkheden biedt voor behandeling van stress- en trauma-gerelateerde aandoeningen. Tegelijkertijd onderstrepen deze effecten het belang van respectvol en gemodereerd gebruik, aangezien het kwetsbare amygdala-systeem bij verkeerd gebruik uit balans kan raken. MDMA’s impact op de amygdala – van het vergroten van empathie en extase tot het verlichten van diepgewortelde angsten – illustreert hoe één stof zowel opwindende therapeutische perspectieven kan openen als waarschuwingen kan bieden voor verstandig gebruik, afhankelijk van de context en dosering.
Wil je dieper ingaan op hoe MDMA-therapie werkt en of het bij jou past? Bekijk dan de uitgebreide uitleg op de pagina MDMA therapie. |
|
MET BETREKKING TOT: RE: Welk psychedelisch middel werkt het beste bij PTSS?
|
19 Relevantie |
11 maanden geleden |
marcel |
Q&A |
|
@mdma-at
Bij de behandeling van Post Traumatische Stress Stoornis (PTSS) zijn zowel psilocybine als MDMA onderzocht en beide hebben hun unieke voordelen. Het meest geschikte psychedelicum verschilt per persoon en de specifieke symptomen die behandeld moeten worden.
MDMA wordt vaak als effectiever beschouwd voor de behandeling van PTSS, vooral omdat het de afgifte van neurotransmitters zoals oxytocine en serotonine bevordert. Dit leidt tot gevoelens van welzijn, verbondenheid en emotionele stabiliteit, wat cruciaal kan zijn voor patiënten die worstelen met de intense angst en emotionele pijn die vaak gepaard gaan met PTSS. MDMA therapie kan helpen om de emotionele koppeling met trauma te veranderen, waardoor de herbelevingen en angstgevoelens verminderen. Klinische studies hebben een slagingskans van 70% aangetoond dat MDMA-geassisteerde psychotherapie effectief is bij het verminderen van PTSS-symptomen.
Psilocybine kan ook waardevol zijn, vooral wanneer depressieve symptomen een rol spelen. Psilocybine kan helpen om de emoties en gedachten van de patiënt opnieuw te interpreteren en kan de verwerking van traumatische ervaringen vergemakkelijken. Psilocybine therapie biedt de mogelijkheid om emotionele blokkades los te maken en kan leiden tot inzichten die niet in woorden zijn uit te drukken. Dit kan bijzonder nuttig zijn voor mensen die moeite hebben met het verbaliseren van hun trauma.
Meer informatie
Psychedelische sessies bij PTSS
Psilocybine en MDMA bij PTSS
Kiezen voor MDMA of psilocybine?
Psilocybine therapie bij diverse klachten
Hoe werkt psilocybine?
MDMA tijdens therapie
Wetenschappelijk studies naar MDMA |
|
Psilocybine behandeling bij PTSS
|
19 Relevantie |
5 jaar geleden |
marcel |
Recente nieuwsberichten |
|
Psilocybine behandelingen?
Wij zetten psilocybine behandelingen met name in bij depressieve klanten, maar ook bij klanten met angstklachten. Vaak zijn angstklachten diep verbonden met depressie aangezien stress de hoeveelheid serotonine indirect verlaagd. Laag serotonine is een indicator voor angsten en depressie en kan door een negatieve spiraal de situatie verergeren. Psilocybine, wat na omzetting psilocine vormt, is een psychedelica die wellicht wel het meeste lijkt op serotonine en kan daarmee depressieve gevoelens direct wegnemen. Verder kunnen er tijdens de psilocybine sessies inzichten ontstaan, nieuwe hersenverbindingen, connectie met het goddelijke, empathie, sympathie en zelfliefde worden ervaren. Al deze eigenschappen van psilocybine kunnen mensen met PTSS helpen.
Trippen en PTSS?
Laten we meteen vertellen dat psychedelica en PTSS ook voor een bad-trip kan zorgen waarbij alle angsten naar boven kunnen op een negatieve manier. Bij personen met PTSS kan dit een verergering van de situatie veroorzaken. Het is dan ook zeer belangrijk om de juiste voorbereiding te treffen, de juiste situatie tijdens de trip te bewerkstelligen en om een ervaren triptherapeut/begeleider in de buurt te hebben. Als al deze zaken op orde zijn minimaliseer je de kans op een bad trip aanzienlijk.
De voorbereiding van de behandeling
Medicatie check
Bepaalde medicatie die doorgaans worden voorgeschreven voor het onderdrukken van de symptomen bij PTSS kunnen beslist niet samen met de meeste psychedelica.
Antidepressiva (SSRI, MAO remmers, TCA) of andere psychoactieve medicijnen kunnen vanwege gezondheidsredenen niet gecombineerd worden met psilocybine.
Personen met ernstige hartklachten en/of medicatie ten behoeve van de hart- en vaatfunctie (Tramadol! e.d.) kunnen helaas ook geen psilocybine behandeling ondergaan.
Disclaimer: Overleg altijd met de arts die de medicatie voorschrijft of en hoe deze medicatie veilig kan worden afgbebouwd. Stop nooit zomaar direct met medicijnen!
De neurochemie verbeteren
Op basis van de intake en neurotransmittertest die tijdens het aanmelden wordt ingevuld zullen wij een advies maken t.b.v. de neurochemie. Dat wil zeggen dat we supplementen, voeding en activiteiten zullen gaan aanbevelen om alvast de neurotransmitters in balans te krijgen alvorens we de psychedelische sessie doen. Het komt redelijk vaak tot bijna altijd voor dat de gehalte van de neurotransmitters GABA en serotonine laag zijn bij PTSS. Een laag gehalte GABA dient bij PTSS altijd eerst op peil worden gebracht om zo'n goed mogelijke psychedelische sessie te bewerkstelligen.
Lees hier meer over GABA/glutamaat en bad trips
Breng de triggers in kaart
Het is bij een psilocybine behandeling tegen PTSS handig om overzicht te maken van de triggers die stress veroorzaken. Dit kunnen geluiden, situaties, personen of andere zaken zijn. Daarnaast is het handig om de primaire respons op te schrijven. Met de primaire respons bedoelen wij dan de automatische reactie van het lichaam/gedachten, wat vaak iets te maken heeft met de fight/flight/freeze reactie. Verder kan er worden opgeschreven wat de secundaire respons is en daarmee bedoelen we wat voor bewuste keuze je maakt na de trigger en primaire respons. Maak voor het gemak een tabel die er ongeveer zo uit ziet:
Triggers
Primaire respons
Secundaire respons
Geluid
Buurman
Scheldwoord
In het geval je niet zeker weet wat je triggers zijn of de repsonses, vul dan zo veel mogelijk in en laat de onbekenden leeg.
De psilocybine sessie bij PTSS
De psilocybine sessie bij een PTSS-behandeling verloopt iets anders dan bij andere sessies. Het voorgesprek van de sessie zelf, het opkomen en de piek van de psilocybine sessie heeft nog niets direct met de behandeling van PTSS te maken maar met de anti-depressieve eigenschappen een psilocybine trip. Het is juist de coming down waar we oog zullen hebben voor de angsklachten, triggers en responses. Tijdens de coming down gebruiken we de inzichten, de tevredenheid en alle andere positiviteit om te praten over de PTSS gerelateerde zaken zodat het brein deze begrippen op een andere manier gaat opslaan. Met een zeer sterk gevoel van tevredenheid en acceptatie kunnen de onderbewuste processen worden veranderd doordat de associaties veranderen terwijl het brein in een staat is waar het makkelijker nieuwe verbindingen maakt. |
|
Antwoord op: Kan je met Triptherapie werken aan angst, focus, pijn, trauma, en drankverslaving?
|
18 Relevantie |
1 week geleden |
Research |
Q&A |
|
Effectiviteit van Triptherapie bij Diverse Doelgebieden
Verminderen van angst
Psychedelische therapie is onderzocht als behandeling voor angststoornissen en existentiële angst (bijv. in het kader van levensbedreigende ziekte). Psilocybine (uit paddo’s/truffels) is in klinische studies gegeven aan o.a. kankerpatiënten met ernstige angst en depressie rondom hun diagnose. Een eenmalige hoge dosis psilocybine (ca. 0,3 mg/kg) in combinatie met psychotherapie leidde tot snelle en sterke vermindering van angst, effect dat al binnen enkele weken merkbaar was en maandenlang aanhield. Zo rapporteerden onderzoekers dat ~60–80% van de patiënten na 6 maanden nog steeds klinisch significante afname van angstklachten had. Eveneens meldden patiënten minder hopeloosheid en verbeterde levenskwaliteit. In een vergelijkbare studie (51 patiënten) werd een hoge dosis psilocybine (22–30 mg/70 kg) vergeleken met een zeer lage dosis als placebo; ook daar zag men grote afnames in angst en toegenomen levenszin en optimisme, welke na 6 maanden behouden bleven. Interessant is dat het optreden van een zogenaamde mystieke ervaring tijdens de trip correleerde met de angstreductie – deze diepgaande ervaring van verbondenheid en inzicht bemiddelde het therapeutisch effect.
LSD (lyserginezuurdiethylamide) toont soortgelijke potentie. In een Zwitsers pilot-onderzoek kregen 12 patiënten met angst door een levensbedreigende aandoening twee LSD-sessies (200 µg) met psychotherapeutische begeleiding. Na 2 maanden was hun angstniveau (STAI-vragenlijst) significant gedaald ten opzichte van placebo (p=0,021; effectgrootte ~1,2). Deze vermindering in zowel state als trait angst hield stand bij een 12 maanden follow-up. De behandeling werd goed verdragen: geen langdurige bijwerkingen traden op, behalve milde, voorbijgaande reacties gedurende de eerste dag. Dit suggereert dat LSD in een medische setting angst kan verminderen bij deze doelgroep.
Ook MDMA (3,4-methyleendioxymethamfetamine) – technisch geen klassiek psychedelisch middel, maar vaak wel tot de “triptherapie” gerekend – kan angstklachten verlichten in bepaalde contexten. Een gerandomiseerde pilotstudie bij volwassenen met autisme en ernstige sociale angst onderzocht MDMA-ondersteunde therapie (2 sessies met 75–125 mg MDMA) versus placebo. Resultaat: de sociale angst nam sterk af in de MDMA-groep (gemiddeld ~44% daling op de Liebowitz Social Anxiety Scale) en dit effect was aanhoudend bij 6 maanden follow-up. De verbetering door MDMA-therapie was significant groter dan bij placebo (p≈0,03) en het effect was groot (Cohen’s d~1,1–1,4). Deze bevinding wijst erop dat MDMA, gecombineerd met psychotherapie, snel en langdurig sociale angst kan verminderen bij een anders moeilijk te behandelen groep.
Werkingsmechanismen: Klassieke psychedelica zoals psilocybine en LSD activeren serotoninereceptoren (vooral 5-HT_2A) en ontregelen tijdelijk vaste neurale netwerken, waaronder het default mode network. Dit kan starre, angstige denkpatronen doorbreken en een toestand van verhoogde openheid en verwerking teweegbrengen. Bovendien rapporteren patiënten vaak een veranderd perspectief op zichzelf en hun sterfelijkheid, wat existentiële angst vermindert. Bij MDMA is het mechanisme anders: MDMA verhoogt de afgifte van serotonine, dopamine en oxytocine, waardoor het angstcentrum (amygdala) wordt gedempt en gevoelens van veiligheid en verbondenheid toenemen. Hierdoor durven patiënten confronterende emotionele ervaringen aan te gaan zonder overspoeld te raken door angst, wat essentieel is voor bijvoorbeeld sociale interacties of traumaverwerking.
Microdosering vs. hoge dosering: Het merendeel van bovengenoemde effecten is aangetoond bij volledige (hoge) therapeutische doses. Bij microdosering (regelmatig innemen van sub-perceptuele doses) is het bewijs voor angstreductie beperkt. Sommige gebruikers beweren dat microdoseren hun achtergrondangst vermindert, maar gecontroleerd onderzoek ontbreekt op dit gebied. In tegendeel, milde doses LSD (5–20 µg) konden in experimenten juist een lichte toename van acute spanning of onrust geven bij sommige personen, hoewel dit verschijnsel doorgaans mild is. Microdoseren wordt dus niet als bewezen behandeling voor angst gezien; de klinisch significante angstreducties zijn tot dusver bereikt met één of enkele hoge dosis-sessies onder begeleiding.
Risico’s: In klinische trials met psilocybine en LSD zijn nauwelijks ernstige bijwerkingen gemeld. Bloeddruk en hartslag kunnen tijdelijk stijgen tijdens de trip, en in enkele gevallen treedt kortdurend angst of desoriëntatie op tijdens het acute effect. Dankzij screening en professionele begeleiding waren deze reacties beheersbaar en verdwenen ze binnen een dag, zonder langdurige nadelige gevolgen. MDMA heeft fysiologische bijwerkingen zoals verhoogde hartslag, bloeddruk en lichaamstemperatuur, maar in de therapeutische context werden geen ernstige bijwerkingen gezien (geen verslaving, geen neurotoxiciteit of suïcidaliteit in de studiepopulatie). Uiteraard is triptherapie alleen geschikt onder medische begeleiding – bij onbegeleid recreatief gebruik kunnen angstige “bad trips” of gevaarlijke situaties ontstaan, vooral bij mensen met onderliggende psychoses of bij combinatie met andere middelen.
Conclusie: Psilocybine- en LSD-ondersteunde therapie kunnen aanzienlijke en langdurige angstvermindering bewerkstelligen, met name bij existentiële of therapieresistente angst, terwijl MDMA-therapie veelbelovend is voor sociale angst. De effecten treden doorgaans snel op (binnen uren tot weken) en hielden in studies maanden tot zelfs een jaar aan. Mits professioneel begeleid blijken deze behandelingen veilig en kunnen ze patiënten een diepgaand inzicht en rust geven die met conventionele middelen moeilijk te bereiken is.
Verminderen van onrust en gespannenheid
Innerlijke onrust – een continue staat van gejaagdheid, nervositeit of “niet tot rust kunnen komen” – hangt vaak samen met angst en piekeren. Hoewel dit verschijnsel minder eenduidig als diagnose wordt onderzocht, zijn er aanwijzingen dat psychedelica chronische onrust en compulsieve gedachtenpatronen kunnen doorbreken. Bijvoorbeeld bij obsessief-compulsieve stoornis (OCD), een aandoening gekenmerkt door onrustige dwanggedachten, is experimenteel psilocybine toegediend aan patiënten die niet goed reageerden op standaardbehandelingen. In een kleine studie met 9 OCD-patiënten resulteerden eenmalige sessies psilocybine (in wisselende doseringen van laag tot hoog) in opmerkelijke acute afnames van dwangmatige onrust: alle deelnemers ervoeren op minstens één sessiedag een sterke reductie van OCD-symptomen (Y-BOCS score daling van 23% tot 100%) binnen 24 uur na inname. Deze vermindering van obsessieve angstgedachten hield bij de meeste proefpersonen langer dan een etmaal aan, soms meerdere dagen, ondanks dat de dosis in sommige sessies sub-hallucinogeen was. Interessant genoeg trad de verbetering niet lineair op met dosis – zelfs lagere doses brachten soms al rust – wat suggereert dat het doorbreken van de gewoonlijke gedachtenloop (het vastzitten in een gedachtencirkel) hier de kern is, eerder dan enkel het farmacologische effect van een hoge dosis.
Los van specifieke diagnoses melden patiënten in klinische onderzoeken vaak een innerlijke kalmte en acceptatie na een psychedelische sessie. In de eerder genoemde psilocybine-studie bij kankerpatiënten gaven deelnemers aan dat ze minder gepieker en meer berusting voelden over levensvragen na de ervaring. Ook werden demoralisatie en hopeloosheid – vaak gepaard gaand met innerlijke onrust – significant verminderd. “Mijn gedachten staan niet meer continu op scherp”, is een veelgehoorde beschrijving in kwalitatieve verslagen. Neuroimaging-onderzoek ondersteunt dit: psychedelica verminderen tijdelijk de hyperactiviteit van het default mode network (het hersennetwerk geassocieerd met piekeren/rumineren) en verhogen de connectiviteit tussen hersengebieden, wat kan aanvoelen als een mentale “reset” die tot rust leidt. Dit ontregelen en herordenen van het brein correleert met minder vastzittende gedachtegangen en meer aanwezig zijn in het moment – factoren die innerlijke onrust doen afnemen.
Microdosing vs. macrodosing: Sommige gebruikers rapporteren dat microdoseren van LSD of psilocybine hen helpt om stabieler en minder gejaagd door de dag te komen, maar wetenschappelijk bewijs hiervoor is schaars. Een enquête- en dagboekstudie onder microdosers suggereerde wel verbeteringen in stemming en stressbestendigheid, maar placebogecontroleerde data ontbreken voor onrust-specifieke metingen. In tegenstelling daarmee kunnen volledige doses onder begeleiding een meer uitgesproken doorbraak teweegbrengen: patiënten beschrijven na een intensieve trip-sessie vaak een diepe innerlijke kalmte of “stilte in het hoofd”, doordat ze onder ogen zagen wat onbewuste onrust veroorzaakte. Het is echter belangrijk op te merken dat tijdens de acute trip de onrust juist even kán toenemen – acute agitatie of angst is mogelijk als moeilijke emoties opkomen – maar met goede begeleiding wordt dit verwerkt en slaat het doorgaans om in ontspanning en emotionele ontlading naderhand.
Risico’s: Er is nog geen grootschalig onderzoek specifiek naar “onrust” als uitkomstmaat, dus duidelijke risicoprofielen ontbreken. Over het algemeen gelden vergelijkbare risico’s als bij angstbehandeling: een onrustige, paniekerige reactie tijdens de trip kan voorkomen, vooral bij onvoldoende voorbereiding of een verkeerde setting. In klinische setting wordt dit opgevangen door de therapeut die geruststelling biedt. Bij OCD-patiënten in het psilocybine-onderzoek waren er bijvoorbeeld geen blijvende verslechteringen; één patiënt kreeg kortdurend hoge bloeddruk, maar zonder toename van angst of lichamelijke klachten daarbij. Langetermijnrisico’s voor het verminderen van onrust zijn nog onduidelijk. Sommige mensen die frequent microdoseren rapporteren juist periodes van slapeloosheid of lichte irritatie op dosisdagen, wat suggereert dat lage doses niet voor iedereen rustgevend werken. Ook kan onrust terugkeren als er onderliggende problematiek is die verdere therapie behoeft – psychedelica zijn dan een kick-start om patronen te doorbreken, maar vervolgsessies of andere therapievormen zijn vaak nodig om de behaalde rust vast te houden.
Conclusie: Hoewel specifiek onderzoek naar “onrust” beperkt is, wijzen bevindingen bij aanverwante klachten (angst, OCD, piekeren) erop dat psychedelische therapie vastgeroeste onrustige gedachtenpatronen kan doorbreken. Patiënten ervaren na een begeleide trip vaak een diepere innerlijke kalmte en vermindering van chronische spanning. Deze effecten berusten vermoedelijk op zowel neurobiologische resets als op psychologische inzichtgeving. Verdere studies zijn nodig, maar de huidige data suggereren dat triptherapie, mits goed geïntegreerd, mentale onrust kan reduceren waar conventionele middelen soms tekortschieten.
Verhogen van creativiteit
Een van de meer populaire (maar wetenschappelijk nog prille) toepassingen van microdoseren en psychedelica is het stimuleren van creativiteit en out-of-the-box denken. Historisch zijn er anekdotes van kunstenaars, wetenschappers en ingenieurs die LSD gebruikten om creatieve blokkades te doorbreken – bijvoorbeeld het bekende geval in de jaren ’60 waar technische problemen opgelost werden na een LSD-sessie. Lange tijd bleven harde data uit, maar recent beginnen onderzoekers dit te toetsen. Een open-label veldstudie in Nederland onderzocht het effect van een microdose psychedelische truffels (met psilocybine) op creatief denkvermogen. Deelnemers (reeds ervaren microdosers) voerden vóór en na inname van een microdosis (ongeveer 0,37 g psilocybinetruffels, een fractie van een tripdosis) diverse creativiteitstesten uit. Resultaten: Zowel divergent denken (unieke, veelvoudige oplossingen bedenken) als convergent denken (het vinden van één juiste oplossing) verbeterden significant na de microdose vergeleken met ervoor. Concreet presteerden deelnemers beter op de Alternative Uses Task (een test die creatieve vindingrijkheid meet) en de Picture Concept Task (samenhang zien tussen ogenschijnlijk ongerelateerde afbeeldingen). Deze bevindingen vormen kwantitatieve steun voor wat tot dusver anekdotisch werd beweerd: microdoseren kan creatieve probleemoplossing bevorderen. Tegelijkertijd bleef hun intelligentie (Raven’s matrices) onveranderd, wat suggereert dat de microdose specifiek de creatieve flexibiliteit verhoogde zonder algemene cognitieve vaardigheden te beïnvloeden.
Naast microdoseren is ook gekeken naar effecten van volledige psychedelische dosissen op creativiteit, hoewel dit moeilijker objectief te meten is. Klassieke psychedelica zoals LSD en psilocybine staan erom bekend associatief denken en verbeelding te versterken tijdens de acute fase – dit kan resulteren in nieuwe artistieke inzichten of conceptuele doorbraken. Zo rapporteerden vrijwilligers in oudere experimenten dat ze originele ideeën kregen of vastzittende problemen vanuit een nieuw perspectief zagen tijdens een LSD-trip. Formeel klinisch onderzoek hiervan is schaars, maar één beroemde (zij het kleine) studie in 1966 liet technici en wetenschappers een hoge dosis LSD (~200 µg) nemen onder begeleiding; vele deelnemers wisten daarna creatieve oplossingen te bedenken voor problemen waar ze eerder op vastliepen. Moderne trials met hoge doses richten zich doorgaans op therapie i.p.v. creativiteit, maar als neveneffect ziet men wel eens toename in openheid en fantasierijk denken in persoonlijkheidsmetingen na een psilocybine- of LSD-sessie.
Werkingsmechanismen: Psychedelica beïnvloeden neurotransmittersystemen (met name serotonine 5-HT_2A receptoren) die betrokken zijn bij cognitieve flexibiliteit. Er is geopperd dat microdoseringen een optimale balans creëren tussen focus en flexibiliteit in het brein. In de eerdergenoemde microdose-studie speculeren de auteurs dat psychedelica het ‘metacontrol’-beleid van de hersenen bijstellen: minder rigide vasthouden aan één denkrichting (persistence) en iets meer vrije associatie (flexibility). Dit uit zich in meer originele ideeën zonder de draad kwijt te raken, een ideale mix voor creativiteit. Hoge doseringen daarentegen zetten het sensorische en associatieve brein volledig open, wat kan leiden tot radicale nieuwe inzichten of artistieke visie, maar ook tot afleiding en chaos tijdens de trip zelf. Zodoende kan een macrodosis potentieel creatieve inspiratie geven (bijvoorbeeld een visionair idee), terwijl een microdosis eerder kleine verbeteringen in dagelijkse creatieve prestaties levert.
Microdosering vs. macrodosering: Hierbij speelt het bovengenoemde verschil. Microdosering (bijv. 1/10^e^ van een normale dosis, genomen om de paar dagen) veroorzaakt geen overweldigende hallucinaties of functieverlies, zodat men alledaagse taken kan uitvoeren. De subtiele neurochemische veranderingen lijken voldoende om een creativiteitsboost te geven zonder de gebruiker te intoxiceren. Echter, een kanttekening is dat in placebo-gecontroleerde settings het effect soms minder uitgesproken blijkt dan gebruikerssubjectief rapporteren – verwachting kan een rol spelen. Zo benadrukt de Nederlandse studie dat hun bevindingen preliminair zijn en dat placebo-gecontroleerd onderzoek nodig is om de microdose-effecten definitief te bevestigen. Hoge doseringen daarentegen zijn niet praktisch om routinematig in te zetten voor creativiteit (men is urenlang in een alternatieve bewustzijnstoestand en niet productief in conventionele zin). Wel zouden één of twee incidentele trips iemand op een nieuw creatief spoor kunnen zetten – bijvoorbeeld bekende cases waarbij een schrijver na een enkele LSD-ervaring een creatieve doorbraak had – maar zulke uitkomsten zijn persoonsafhankelijk en lastig te kwantificeren.
Risico’s: Over het algemeen wordt microdoseren met psychedelica als veilig ervaren, zonder de zware fysiologische belasting van een volledige trip. In studies met LSD-microdoses (5–20 µg) zagen onderzoekers geen significante verandering in hartslag of bloeddruk, en positieve stemmingseffecten traden op bij 20 µg. Toch is milde bijwerking gerapporteerd: bij 20 µg LSD nam bij sommige proefpersonen de verwarring toe en lichte angst, mogelijk door de subtiele psychoactieve effecten. Deze reacties waren tijdelijk. Belangrijk om te noemen is dat een recente placebo-gecontroleerde trial (2021–2023) met herhaalde lage LSD-doses voor ADHD bij volwassenen géén verschil vond tussen LSD (20 µg, 2× per week) en placebo in het verbeteren van concentratie of symptomen. Dit suggereert dat de cognitieve voordelen van microdoseren mogelijk deels placebo of niet groot genoeg zijn voor klinische significantie – en waarschuwt tegen te hooggespannen verwachtingen. Bij hoge doses psychedelica is overschatting van eigen creatieve vermogen weleens een valkuil: iemand kan tijdens de trip briljante ideeën opschrijven die nuchter bezien onsamenhangend blijken. Daarnaast brengt een grote trip uiteraard de gebruikelijke risico’s mee (acute desoriëntatie, potentiële angstige ervaring), wat creativiteit ook kan blokkeren als de setting verkeerd is.
Conclusie: Voor creativiteitsbevordering tonen vroege onderzoeken dat microdoseringen psychedelica de prestaties op creatieve taken bescheiden kunnen verbeteren. Gebruikers voelen zich vaak vrijer in hun denken en bedenken originelere oplossingen na microdoses, hoewel harde bewijzen nog in ontwikkeling zijn. Hoge doses psychedelica hebben historisch geleid tot doorbraak-ervaringen bij individuen, maar zijn niet direct inzetbaar als dagelijkse creatieve tool. Kortom, psychedelica lijken de creatieve potentie van de geest te kunnen verruimen – microdosering op een subtiele, veilige manier, en macrodosering via diepgaande inspiratie – maar meer rigorieuze studies (met placebocontrole) zijn nodig om omvang en betrouwbaarheid van deze effecten vast te stellen.
Verbeteren van focus en concentratie
Er is veel publieke belangstelling voor het idee dat microdoseren van psychedelica de concentratie, aandacht en productiviteit zou verhogen – met name in Silicon Valley-kringen werd LSD-microdosering gepopulariseerd als “het nieuwe koffie”. Wetenschappelijk bewijs hiervoor blijft echter gemengd. Enkele gecontroleerde studies hebben de acute effecten van lage LSD-doses op cognitieve taken onderzocht. In een gerandomiseerde crossover-studie met gezonde vrijwilligers werden 5 µg, 10 µg en 20 µg LSD getest versus placebo op aandacht en cognitieve prestaties. De resultaten lieten bij de laagste en hoogste microdose (5 en 20 µg) een kleine verbetering in volgehouden aandacht zien: proefpersonen hadden minder attentional lapses (minder momentjes van verslapping) tijdens een reactietijdtaak vergeleken met placebo. Dit wijst erop dat microdoseringen inderdaad de waakzaamheid iets kunnen verhogen. De 20 µg dosis liet tevens een toename in positieve gemoedstoestand en energie/arousal zien, wat indirect kan bijdragen aan focus. Echter, diezelfde hoogste microdose ging ook gepaard met een lichte toename in verwarring en angstgevoelens bij sommige deelnemers. Een matige dosis (10 µg) had tussengelegen effecten. Over het algemeen concludeerden de onderzoekers dat lage LSD-doses selectief subtiele voordelen voor stemming en aandacht bieden, maar ook milde psychoactieve effecten hebben, vooral bij de hogere microdosis.
Wanneer we kijken naar klinische populaties met concentratieproblemen, is het beeld minder rooskleurig. Een gerandomiseerde fase-2 trial (2021–2023) onderzocht LSD-microdosering als behandeling voor volwassenen met ADHD (aandachtsstoornis) gedurende 6 weken. De dosering was 20 µg LSD twee keer per week (dus frequent microdoseren). Uitkomst: na 6 weken zagen beide groepen (LSD en placebo) enige verbetering in ADHD-scores, maar er was géén significant verschil tussen LSD en placebo in symptoomreductie. Met andere woorden, de microdoseringen waren niet effectiever dan placebo voor focus en impulscontrole bij ADHD-patiënten. Wel bleek de behandeling veilig en goed verdragen. Deze bevinding is belangrijk, want ze suggereert dat de anekdotische voordelen van microdosing voor concentratie mogelijk te wijten zijn aan verwachting of context. Het is ook mogelijk dat de standaard ADHD-tests en -vragenlijsten subtiele verbeteringen niet detecteren, maar de duidelijke afwezigheid van verschil temperde de aanvankelijke hype.
Microdosering vs. macrodosering: Opnieuw geldt dat microdosering hier de voornaamste benadering is voor focusverbetering, aangezien hoge doses psychedelica juist aandachtsverstoring veroorzaken tijdens het acute effect. Iemand die een volle LSD-trip (100–200+ µg) of psilocybine-trip ondergaat, zal die 6–8 uur allerminst gefocust zijn op alledaagse taken – de aandacht gaat onvermijdelijk naar de intense innerlijke en sensorische ervaringen. Pas ná de reis, in de integratiefase, melden sommige gebruikers een soort “heldere geest” of vernieuwde motivatie, wat indirect op concentratie zou kunnen slaan. Maar dit is niet objectief getest. Microdoseren daarentegen beoogt net onder de waarneembare drempel te blijven, zodat men wel kan werken/studeren en hopelijk net iets meer flow en concentratie heeft. De labresultaten ondersteunen een klein aandachtseffect bij eenmalige doses, maar in de dagelijkse praktijk (zoals bij ADHD) blijkt de bijdrage minimaal te zijn. Een mogelijk verklaringsmechanisme is dat LSD in lage dosis lichte stimulerende eigenschappen heeft (vergelijkbaar met cafeïne of amfetamine, het verhoogt glutamaatactiviteit in de prefrontale cortex en dopamine-afgifte net voldoende om alertheid te verhogen). Echter, de tolerantie voor psychedelica bouwt snel op bij herhaald doseren (receptoren passen zich aan), waardoor een constante focusboost moeilijk vol te houden is bij frequente microdosing.
Risico’s: Microdosering voor concentratie lijkt weinig fysieke risico’s te hebben: in genoemde studies traden geen ernstige bijwerkingen op, en vitale functies bleven grotendeels binnen normale grenzen. Toch moet men bedacht zijn op psychologische effecten, hoe subtiel ook – een fractie van een tripmiddel kan onvoorspelbaar uitpakken afhankelijk van iemands gevoeligheid. Sommige individuen ervaren op microdoses juist afleiding of emotionele labiliteit, wat contraproductief is voor focus. Daarnaast kan het doe-het-zelf karakter van microdosing problematisch zijn: de dosering van illegale LSD of truffels is niet exact en gebruikers kunnen per ongeluk meer binnenkrijgen dan bedoeld, met als gevolg juist verminderde concentratie of zelfs lichte hallucinaties die werken onmogelijk maken. Een ander risico is schijnveiligheid: mensen kunnen denken dat microdosing hun focus verbetert en daardoor andere bewezen strategieën (zoals voldoende slapen, ADHD-medicatie, etc.) verwaarlozen.
Tot slot is belangrijk te noemen dat psychedelica potentieel interfereren met slaap – LSD in lage dosis verhoogde bijvoorbeeld gevoelens van alertheid/arousal, wat laat op de dag ingenomen de nachtrust kan verstoren en zodoende de volgende dag de concentratie juist schaadt.
Conclusie: Het idee dat tripmiddelen in mini-dosering het concentratievermogen verhogen krijgt enige steun van experimenten (minder verslapping bij aandachtstaken, verbeterde alertheid), maar de eerste placebo-gecontroleerde trials tonen geen overtuigend voordeel boven placebo in een klinische context. Microdoseren is veilig bevonden, maar de baten voor focus zijn vermoedelijk klein en persoonsafhankelijk. In het dagelijks leven zullen effecten niet op het niveau komen van bijvoorbeeld stimulantia of training. Hoge doses psychedelica zijn géén optie voor acute focus (eerder het tegenovergestelde), al kunnen ze op de lange termijn iemands mindset ten aanzien van werk of studie positief herstructureren. Samengevat: microdoseren kan hoogstens een mild steuntje bieden in concentratie, maar is geen vervanging voor conventionele methoden, en bij sommigen is het effect niet beter dan een placebo.
Verminderen van fysieke pijn
Psychedelica blijken niet alleen psychisch maar ook lichamelijk analgesie te kunnen bieden. Historisch werd LSD in de jaren ’60 incidenteel getest als pijnstiller bij terminale kankerpatiënten, met opvallende resultaten: in enkele verslagen gaf een volledige LSD-trip langdurige verlichting van pijn die met morfine nauwelijks onder controle te houden was. Recente onderzoeken hebben dit fenomeen opnieuw opgepakt onder modernere voorwaarden. Een placebo-gecontroleerde studie (2020) bij gezonde vrijwilligers testte of een lage LSD-dosis pijnperceptie kan beïnvloeden. Vierentwintig proefpersonen kregen op verschillende dagen 5 µg, 10 µg, 20 µg LSD of placebo, waarna hun pijntolerantie werd gemeten met de Cold Pressor Test (hand in ijswater houden). De uitkomst was dat 20 µg LSD (microdose-range) significant de pijntolerantie verhoogde: deelnemers konden hun hand langer in het koude water houden vergeleken met placebo. Bovendien gaven ze aan minder pijn en onaangenaamheid te ervaren tijdens de test onder invloed van LSD. Dit pijnstillende effect hield uren aan (gemeten 5 uur na inname nog aanwezig). Belangrijk is dat 20 µg LSD onder de perceptuele drempel ligt voor een intense trip – de proefpersonen rapporteerden wel lichte veranderingen in gevoel en een iets verhoogde bloeddruk, plus een kleine toename in angst en dissociatie, maar geen volle psychedelische ervaring. De onderzoekers concludeerden dat LSD in zulke lage dosering een meetbaar analgetisch effect heeft zonder dat de gebruiker “gaat trippen”, wat de weg opent om LSD (of vergelijkbare middelen) verder te onderzoeken als alternatief pijnmiddel.
Een andere opvallende toepassing betreft clusterhoofdpijn, een extreem pijnlijke neurologische aandoening. Al jaren circuleren onder clusterhoofdpijn-patiënten verhalen dat psychedelica hun aanvallen kunnen doorbreken. Een retrospectieve studie gepubliceerd in het vakblad Neurology bevestigde deze anekdotes: 53 clusterhoofdpijn-patiënten die zelf psilocybine-paddo’s of LSD hadden gebruikt, werden geïnterviewd over de effecten. Resultaten: 22 van de 26 mensen die psilocybine rond het begin van een clusterhoofdpijn-aanval namen, gaven aan dat het de aanval acuut beëindigde. Daarnaast zeiden 7 van de 8 mensen die LSD gebruikten, en 25 van de 48 psilocybingebruikers, dat één of enkele doses ook hun hele clusterperiode voortijdig beëindigden (dus de cyclus van herhaalde aanvallen stopte). Even opvallend: bijna alle respondenten (18 van 19 voor psilo, 4 van 5 voor LSD) meldden dat hun aanvalsvrije periode daarna werd verlengd – de remissie tussen clusters duurde langer dan gebruikelijk. Dit is uiteraard een ongecontroleerde patiëntenervaring-studie, maar de consistentie van de antwoorden suggereert dat psychedelica bij clusterhoofdpijn een uniek mechanisme aanspreken dat de aandoening reset. Huidige klinische trials (o.a. in Duitsland) onderzoeken nu laaggedoseerde 2-bromo-LSD (een niet-hallucinogene LSD-variant) als profylaxe tegen clusterhoofdpijn.
Ook ketamine, een dissociatief anestheticum dat soms tot de psychedelica gerekend wordt vanwege vergelijkbare bewustzijnsveranderingen, heeft sterke pijnstillende eigenschappen. Ketamine is al decennia een erkend analgeticum in de geneeskunde: in de anesthesie wordt IV-ketamine als additief gegeven om postoperatieve pijn te verminderen en de behoefte aan opioïden omlaag te brengen. Bij chronische pijnsyndromen (zoals zenuwpijn of CRPS) worden ketamine-infusies off-label ingezet wanneer andere behandelingen falen. Recente studies en reviews tonen dat lage doses ketamine infuus (zogenaamde subanesthetic doses) bij sommige patiënten aanzienlijke pijnreductie kunnen geven, zij het vaak tijdelijk. Daarnaast is ontdekt dat ketamine’s snelle antidepressieve effect bij chronische pijnpatiënten indirect de pijnbeleving verbetert – pijn en depressie zijn verweven, en ketamine kan die vicieuze cirkel deels doorbreken.
Werkingsmechanismen: De analgesie door psychedelica berust deels op directe neurobiologische effecten, deels op psychologische herinterpretatie van pijn. LSD en psilocybine werken op serotoninereceptoren die ook in de pijnmodulatie een rol spelen (bijv. in de dorsale hoorn van het ruggenmerg en in de centrale pijnverwerking). Ze zouden mogelijk het endogene pijnonderdrukkende systeem activeren. LSD’s effect in de Cold Pressor Test bijvoorbeeld, kan komen door beïnvloeding van de 5-HT_2A-receptoren die pijnsignalen dempen. Ketamine werkt heel anders: het blokkeert NMDA-receptoren, wat hyperactieve pijnbanen tot rust brengt en ook een golf van neuroplasticiteit teweegbrengt (nieuwe synapsvorming) die bij chronische pijn verlichting kan geven. Psychologisch gezien kunnen psychedelica mensen een andere relatie tot hun pijn laten ontwikkelen. Tijdens een trip wordt pijn soms ervaren als sensatie zonder emotionele lading, of men “observeert” de pijn van afstand (dissociatie bij ketamine). Dit bleek uit interviews in een ketamine-therapie studie voor alcoholverslaving: patiënten beschreven een “observer state” buiten hun lichaam waardoor ze pijn en drang beter konden bekijken zonder erin meegezogen te worden. Evenzo rapporteren terminale patiënten na een psilocybine-sessie minder pijn én minder angst omtrent de pijn, mogelijk door een spirituele of emotionele acceptatie die ontstaat.
Microdosing vs. macrodosing: Interessant is dat voor pijnstilling géén volledige trip noodzakelijk lijkt. De LSD-studie liet analgesie zien bij 20 µg (microdose) zonder sterke trip. Sommige clusterhoofdpijn-patiënten melden dat zelfs sub-hallucinogene dosissen (microdoses) al effect hebben op hun aanvallen, al zeggen anderen dat een enkele volwaardige trip de gehele clusterperiode beëindigt. Het ideale doseringsprotocol is nog onduidelijk en mogelijk verschillend per aandoening. Microdoseren zou voordelen hebben qua functionaliteit – patiënt blijft aanspreekbaar – maar misschien minder langdurig effect geven dan een diepe sessie. Macrodosering (een volledige psychedelische ervaring) zou in context van pijn vooral zinvol kunnen zijn bij chronische pijn met een sterke psychologische component (bv. pijn door trauma of psychosomatiek), omdat dan tijdens de trip de onderliggende emotionele lading verwerkt kan worden. Echter, een patiënt met ernstige fysieke pijn kan moeite hebben om een intensieve trip te doorstaan als de pijn niet eerst onderdrukt is. Hierom wordt bij potentieel traumatische pijn (bv. brandwondenbehandelingen) eerder ketamine (met verdovende en geheugenblokkerende eigenschappen) gebruikt.
Risico’s: Het gebruik van psychedelica voor pijn is veelal experimenteel, dus veiligheid moet goed gemonitord worden. Uit de kleine studies zijn geen ernstige veiligheidsproblemen gebleken: LSD-microdosing gaf een milde bloeddrukstijging en incidenteel wat angst of dissociatiegevoelens, maar alles binnen aanvaardbare marges. Ketamine-infusies voor pijn kunnen bij sommige patiënten hallucinaties of bloeddrukpieken veroorzaken, maar onder medische supervisie is dit meestal beheersbaar met dosisaanpassing of kalmerende co-medicatie. Een aandachtspunt is misbruikpotentieel: klassieke psychedelica (LSD, psilo) zijn niet verslavend en eerder zelfcorrigerend (men wil ze niet vaak herhalen vanwege tolerantie en zware ervaring). Ketamine daarentegen heeft een bekend risico op verslaving bij recreatief gebruik; herhaald veelvuldig gebruik kan leiden tot blaasschade en cognitieve klachten. Daarom wordt ketamine therapeutisch meestal in een beperkt aantal sessies gegeven en niet als dagelijkse pijnstiller. Tenslotte kan het onvoorspelbare karakter van een trip een risico zijn bij somatische patiënten – een onprettige hallucinatie terwijl iemand al pijn lijdt kan traumatiserend zijn. Goede screening (bijvoorbeeld niet toepassen bij patiënten met psychosegevoeligheid) en set & setting zijn dus net zo belangrijk in pijnbestrijding als in psychisch gebruik.
Conclusie: Zowel klassieke psychedelica als ketamine tonen potentie om fysieke pijn te verlichten, via unieke werkingsmechanismen. LSD in lage dosis blijkt een matig maar langdurig analgetisch effect te geven zonder bedwelming. Psilocybine en LSD op hoge dosering kunnen specifieke neurologische pijnsyndromen doorbreken, zoals clusterhoofdpijn, waar ze aanvallen stoppen en remissie verlengen volgens patiëntverslagen. Ketamine is al een gevestigde, zij het specialistische, optie voor acute en chronische pijnstilling en krijgt hernieuwde aandacht in combinatie met therapie. Psychedelische pijnbehandeling staat nog in de kinderschoenen, maar de resultaten tot nu toe wijzen erop dat deze middelen zowel biologisch (receptorbinding) als psychologisch (betekenisverlening) de pijnervaring ten goede kunnen veranderen. Met verdere studies zou triptherapie een waardevolle aanvulling kunnen worden in het arsenaal tegen moeilijke pijnbeelden – vooral waar conventionele pijnstillers tekortschieten.
Inzicht in en verwerking van trauma
Een van de meest veelbelovende gebieden voor psychedelische therapie is de behandeling van trauma-gerelateerde stoornissen, met name posttraumatische stress-stoornis (PTSS). Hierbij springt vooral MDMA-geassisteerde therapie eruit: MDMA wordt wel de “empathogeen” genoemd en helpt traumapatiënten emoties te herbeleven in een veilige context. In een grote fase-3 klinische trial (gepubliceerd in Nature Medicine, 2021) onder PTSS-patiënten (meestal met zware, jarenlange trauma’s) werd MDMA-therapie getest tegen placebo-therapie. De opzet bestond uit drie enkelvoudige MDMA-sessies (± 80–120 mg, met eventueel een kleine bijdosering) verdeeld over enkele weken, met daartussen integratieve psychotherapie. De resultaten waren baanbrekend: de groep die MDMA + therapie kreeg liet een sterke afname van PTSS-symptomen zien vergeleken met de placebo + therapie groep. Gemiddeld daalde de PTSS ernstscore (CAPS-5) in de MDMA-groep ~24 punten vs ~14 punten bij placebo, een significant verschil (effectgrootte Cohen’s d ≈ 0,7). Belangrijker nog: 71% van de patiënten in de MDMA-groep voldeed na de behandeling niet langer aan de diagnostische criteria voor PTSS, tegenover 47% in de placebogroep. Tevens bereikte ~46% in de MDMA-groep volledige remissie (symptoomvrij), ruim dubbel zoveel als in de controlegroep. Deze voordelen bleken duurzaam: bij follow-up maanden later waren de meeste verbeteringen behouden. Bovendien werd de behandeling goed verdragen: MDMA veroorzaakte geen toename in suïcidale gedachten of verslaving en toonde geen significante hartproblemen in dit gecontroleerde kader. Dit alles wijst erop dat MDMA-ondersteunde psychotherapie een hoogst effectieve en veilige interventie is voor ernstige PTSS, zelfs bij mensen met complexe jeugdtrauma’s die op conventionele therapie slecht reageren.
Naast MDMA komen ook klassieke psychedelica in beeld voor traumaverwerking. Hoewel hier het onderzoekstraject iets achterloopt, zijn er kleine studies en casusseries die suggereren dat psilocybine, ayahuasca en LSD inzichten in trauma kunnen faciliteren. Zo melden oorlogsveteranen die deelnemen aan ceremonies met ayahuasca (een psychedelische drank) vaak dat ze hun oorlogstrauma in visioenen herbeleefden en emotioneel konden verwerken, met vermindering van PTSS-symptomen nadien. Formele trials met psilocybine voor PTSS zijn lopende; de verwachting is dat psilocybine via haar mystiek-psychologische effect traumatische herinneringen van een nieuwe betekenis kan voorzien, vergelijkbaar met hoe het existentiële angst bij kankerpatiënten hielp reduceren (daar zagen we verbeterde acceptatie van levensgebeurtenissen).
Werkingsmechanismen: MDMA werkt duidelijk anders dan klassieke psychedelica en is als therapie-tool bij trauma uniek. MDMA geeft een acute staat van empathie, veiligheid en emotionele openheid. Neurobiologisch wordt dit toegeschreven aan enorme verhoging van serotonine en oxytocine, en demping van amygdala-activiteit (het hersengebied dat angstrespons reguleert). Hierdoor kunnen patiënten overweldigende herinneringen oproepen zonder overspoeld te worden door paniek. Ze behouden contact met de therapeut en voelen zich doorgaans kalm en zelfverzekerd genoeg om pijnlijke details te bespreken die eerder onbenaderbaar leken. Onder invloed van MDMA nemen ook gevoelens van schuld en schaamte vaak af – men kan met meer zelfcompassie naar het eigen verleden kijken. Dit is cruciaal, want ernstige trauma’s gaan vaak gepaard met zelfverwijt en een gevoel van onwaardigheid, wat therapie blokkeert. Uit nadere analyses van de MDMA-trials bleek dat bij de MDMA-groep de scores op self-compassion en emotionele regulatie sterk verbeterden, véél meer dan in de placebo-groep. Dit suggereert dat toegenomen zelfcompassie een mediërend mechanisme is: MDMA helpt mensen zichzelf met vriendelijkheid te benaderen, waardoor ze het trauma kunnen integreren in hun levensverhaal in plaats van het weg te drukken.
Klassieke psychedelica (zoals psilocybine) faciliteren traumaverwerking waarschijnlijk via een combinatie van emotionele doorbraak en cognitieve herstructurering. Tijdens een diepe psilocybinetrip kunnen verdrongen herinneringen of emoties onverwacht naar boven komen in een symbolische of levensechte vorm. De intense ervaring, vaak gepaard met inzichten of spirituele componenten, kan iemand een nieuw perspectief op het gebeurde geven – men ziet bv. het grotere geheel of ervaart vergeving naar zichzelf of de daders. Daarnaast bevordert psilocybine neuroplasticiteit: na een sessie is het brein in een meer flexibele staat, klaar om nieuwe verbindingen te leggen en oude, rigide angstpatronen los te laten. Dit fenomeen is ook aangetoond in muizenstudies van stress: één hoge dosis psychedelica kan vastgeroeste fear responses verminderen en de aanmaak van nieuwe neuronen stimuleren. Al deze factoren – de intense herbeleving in een veilige context, de meaning-making, de biologische plasticiteit – dragen bij aan wat patiënten vaak omschrijven als “het trauma een plek kunnen geven” na psychedelische therapie.
Microdosing vs. macrodosing: Voor echte traumaverwerking is een volledige, diepgaande sessie waarschijnlijk vereist. Microdoseren van MDMA of psilocybine is geen gebruikelijke benadering voor PTSS – kleine doses hebben niet de therapeutische doorbraakkracht en kunnen zelfs licht jitterig maken (bij MDMA microdoseren is weinig onderzocht en zou eerder stimulerend werken dan empathogeen). In tegenstelling, één tot drie grote MDMA-sessies met integratiegesprekken blijken voldoende om jarenlange PTSS aanzienlijk te verlichten. Microdoseren zou hooguit kunnen dienen om stemming of dagelijks functioneren iets te verbeteren, maar niet om diepe trauma’s te verwerken. Daarom richt onderzoek zich vrijwel uitsluitend op macrodoses in therapiecontext voor trauma.
Risico’s: MDMA-therapie is inmiddels bij honderden PTSS-patiënten toegepast in klinische trials en over het algemeen veilig gebleken. Wel moeten fysieke contra-indicaties (hartproblemen, onbehandelde hoge bloeddruk) en bepaalde medicaties (bv. MAO-remmers) worden uitgesloten, omdat MDMA het hart belast en de lichaamstemperatuur kan verhogen. Tijdens MDMA-sessies komen soms intens verdriet of angst omhoog als trauma’s worden doorleefd – dit is inherent aan de verwerking, maar vereist deskundige begeleiding zodat het productief blijft en niet traumatisch op zichzelf. Gelukkig melden de meeste MDMA-patiënten ondanks het oproepen van pijnlijke herinneringen een gevoel van controle en afwezigheid van extreme angst dankzij het middel. Klassieke psychedelica bij trauma brengen de bekende risico’s mee: een “bad trip” als iemand zonder voldoende steun zware traumatische beelden krijgt, kan schadelijk zijn. Daarom worden deze middelen (buiten MDMA) voor PTSS nog met grote zorgvuldigheid verkend; bij voorkeur in medische setting met therapeut(en) aanwezig gedurende de hele sessie, zodat de patiënt nooit alleen is met opkomend trauma. Verder zijn er incidentele case reports van psychedelica die latente psychoses triggerden – dit is uiterst zeldzaam, maar men screent uit voorzorg op familiegeschiedenis van schizofrenie/bipolaire stoornis alvorens trauma-patiënten aan een triptherapie te laten deelnemen.
Conclusie: Psychedelische therapie – in het bijzonder MDMA-geassisteerde psychotherapie – luidt waarschijnlijk een nieuw tijdperk in voor trauma behandeling. De fase-3 resultaten tonen dat ~2/3 van chronische PTSS-patiënten met MDMA-therapie een klinisch significante verbetering bereikt, vaak tot volledige genezing, waar reguliere methoden tekortschieten. Deze aanpak werkt door het unieke vermogen van MDMA om veiligheid, zelfcompassie en emotionele verwerking tegelijkertijd te faciliteren. Ook klassieke psychedelica beloven vergelijkbare doorbraken in inzicht en verwerking, zij het via een andere route (minder gecontroleerd, meer visionair). Vervolgonderzoek zal moeten uitwijzen hoe deze middelen het best ingezet kunnen worden. Maar de contouren zijn duidelijk: triptherapie geeft veel mensen met diepe trauma’s nieuw perspectief en vermindering van hun psychische lijden, op een schaal die met conventionele therapie zelden gezien is.
Versterken van zelfliefde en zelfcompassie
Psychedelische ervaringen gaan vaak gepaard met veranderingen in hoe iemand zichzelf ziet en behandelt. Veel gebruikers rapporteren na een intense trip een toegenomen zelfacceptatie, vergeving naar zichzelf en gevoel van verbondenheid met anderen, wat neerkomt op versterkte zelfliefde en zelfcompassie. Wetenschappelijk begint dit fenomeen ook aandacht te krijgen. Uit secundaire analyses van de eerdergenoemde MDMA-PTSS studies bleek dat MDMA-therapie niet alleen PTSD-symptomen reduceerde, maar ook alle dimensies van zelfcompassie significant verbeterde (zoals gemeten met de Self-Compassion Scale). In vergelijking met placebo-therapie liet de MDMA-groep grotere vooruitgang zien in zelfvriendelijkheid (self-kindness), besef van gedeelde menselijkheid (“ook anderen kampen met fouten en leed”) en mindful omgaan met eigen gedachten. Trauma-experts merken op dat deze toename in zelfcompassie waarschijnlijk een belangrijke sleutel is tot herstel: patiënten die zichzelf niet langer haten of de schuld geven voor het gebeurde, staan open voor genezing. MDMA lijkt dit proces dus te versnellen door de usual “innerlijke kritische stem” te verzachten en te vervangen door empathie voor zichzelf.
Ook klassieke psychedelica kunnen leiden tot meer zelfliefde, zij het via mystieke of inzichtgerichte routes. Een onderzoek met de psychedelische drankje ayahuasca in een niet-klinische setting gaf 45 deelnemers voor en na een ceremonie vragenlijsten over zelfcompassie en zelfkritiek. De scores na de ayahuasca-ervaring lieten een significante verbetering in zelfcompassie zien, met middelgrote tot grote effect sizes (η^2 = 0,18–0,28). Tegelijk namen hun zelfkritiek scores duidelijk af (p < 0,01) en nam positieve zelf-reassurance toe. Dit betekent dat de deelnemers milder over zichzelf gingen denken en zich fouten vergeven, tot ten minste een dag na de ceremonie. Hoewel dit een open label studie was zonder controlegroep, ondersteunen de resultaten het idee dat psychedelische ervaringen transformatief kunnen zijn voor iemands zelfbeeld. Evenzo is uit studies met psilocybine-therapie bij depressie gebleken dat patiënten na een sessie vaak spreken over “het gevoel van verharding tegenover mezelf is weg” en dat ze meer zelfzorg tonen. In een case-serie rapporteerden depressieve patiënten na psilocybine verbeteringen in “zelfeffectiviteit en zelfbeeld”, en in de bovengenoemde kankerstudie schreven mensen verbeterde attitudes about self toe aan de psilocybine-ervaring.
Verklaringen: Waar conventionele therapie soms lang moet werken aan het opbouwen van zelfcompassie (bijv. via mindfulness of cognitieve gedragstechnieken), lijkt een psychedelische ervaring een snelkookpan te zijn voor dit proces. Ego-vervlakking of -dissolutie, die vaak optreedt op het hoogtepunt van een trip, kan iemand het gevoel geven los te staan van de gebruikelijke zelfkritiek-stem. Men ervaart zichzelf als deel van een groter geheel of ziet zichzelf door “ogen van liefde” (zoals MDMA dat chemisch induceert). Dit kan leiden tot een diep gevoel van acceptatie: fouten uit het verleden worden gezien zonder oordeel, emoties van schaamte maken plaats voor begrip. Daarnaast doorbreken psychedelica starre zelfbeelden in de hersenen; via verhoogde neuronale connectiviteit worden negatieve zelfassociaties (bijvoorbeeld “ik ben niets waard”) losgeschud en kunnen positievere narratieven ontstaan. Oxytocine-afgifte speelt mogelijk ook een rol – met name bij MDMA – aangezien oxytocine empathie en verbondenheid bevordert, niet alleen naar anderen maar ook naar jezelf. Tenslotte rapporteren veel mensen tijdens psychedelische sessies “spirituele” inzichten zoals onvoorwaardelijke liefde of het inzicht dat ze zichzelf moeten vergeven; zulke inzichten kunnen een blijvende houdingverschuiving teweegbrengen richting zelfcompassie.
Microdosing vs. macrodosing: Opnieuw ligt de nadruk hier op volledige immersieve psychedelische sessies als katalysator voor zelfliefde. Een microdosis zal hooguit de stemming iets verbeteren of de gebruiker iets opener maken, maar brengt niet de life-changing perspectiefverschuiving teweeg die iemands zelfbeeld transformeert. Het is die intense piekervaring – of het nu een MDMA-emotionele ontlading is of een psilocybine-mystieke eenheidservaring – die vaak wordt genoemd als moment waarop men zichzelf voor het eerst echt met compassie kon bekijken. Bijvoorbeeld, trauma-patiënten zeggen na MDMA: “Ik voelde voor het eerst sinds lang liefde voor het gekwetste kind in mij in plaats van zelfhaat.” Dergelijke paradigmaverschuivingen vergen doorgaans een macrodosis-ervaring. Microdoseren zou eventueel kunnen bijdragen aan incrementele verbeteringen (bijv. iets meer gevoeligheid voor eigen behoeften over tijd), maar dit is niet vastgesteld in onderzoek.
Risico’s: Het ontwikkelen van meer zelfliefde via psychedelica klinkt bijna alleen maar positief, maar er zijn enkele kanttekeningen. Soms kan tijdens een trip juist een fase optreden waarin men extreem geconfronteerd wordt met eigen tekortkomingen – de beruchte “ego death” kan gepaard gaan met gevoelens van nietigheid of schuld voordat de omslag naar acceptatie komt. Zonder goede begeleiding kan iemand in die fase blijven hangen en zich nadien juist geknakt voelen. Daarom is integratie naderhand essentieel: therapeutische nabespreking om negatieve zelfbeelden die bovenkwamen alsnog om te buigen naar compassie. In zeldzame gevallen zouden mensen een zogenaamde “messiascomplex” kunnen ontwikkelen na herhaalde psychedelica (overdreven zelfwaarde), maar dit wordt meer gerapporteerd bij onverstandig frequent gebruik dan bij therapie. Een ander praktisch risico: zelfliefde kan in onze prestatiemaatschappij vreemd genoeg weerstand oproepen – iemand die plots besluit destructieve relaties te verlaten of een stressvolle baan op te zeggen uit zelfcompassie, maakt wel grote levensbeslissingen. Het is geen direct medisch risico, maar wel iets om rekening mee te houden bij integratie: veranderingen in zelfbeeld kunnen ook veranderingen in levensstijl vereisen, wat begeleiding behoeft.
Conclusie: Psychedelische therapie blijkt een krachtig middel om zelfliefde en zelfcompassie te bevorderen. Of het nu door de hartopenende werking van MDMA is of de diepe inzichtgevende aard van psilocybine/ayahuasca, patiënten leren vaak om zichzelf met mildheid en begrip te bezien – vaak voor het eerst in jaren. Studies documenteren significante toenames in zelfcompassie-scores en afname van zelfkritiek na dergelijke sessies. Dit aspect is therapeutisch zeer waardevol, aangezien een gebrek aan zelfcompassie ten grondslag ligt aan diverse psychopathologieën (depressie, trauma, verslaving). Door de hervonden vriendelijkheid naar zichzelf krijgen mensen de ruimte om te helen en gezondere keuzes te maken. Samenvattend: triptherapie kan een transformatief effect hebben op iemands relatie met zichzelf, namelijk door zelfacceptatie en liefde te laten ervaren op een dieper niveau dan traditionele gesprekken doorgaans bereiken.
Behandeling van alcoholverslaving
Verslaving, en specifiek alcoholverslaving (alcohol use disorder), is een gebied waar psychedelica verrassend sterke resultaten tonen. Reeds in de jaren ’50-’60 experimenteerden psychiaters met LSD bij alcoholisten, omdat anekdotisch één diepe LSD-trip soms leidde tot abrupt stoppen met drinken. Moderne wetenschap heeft deze oude hint herbevestigd. Een meta-analyse van 6 placebogecontroleerde trials uit de jaren ’60 (536 patiënten totaal) vond dat een enkele hoge dosis LSD (meestal rond 200–500 µg) als toevoeging aan de gangbare alcoholisme-behandeling significant betere uitkomsten gaf dan placebo. Ongeveer 59% van de LSD-groep vertoonde verbetering in alcoholmisbruik bij follow-up, tegen 38% in de controlegroep (odds ratio ~1,96). Met andere woorden, één LSD-sessie verdubbelde grofweg de kans op substantiële vooruitgang (zoals periodes van abstinentie of sterk verminderd drinken) vergeleken met geen trip. Deze effecten hielden vaak maanden tot een half jaar aan, al vielen sommige patiënten later terug. Lange tijd is dit bewijs terzijde geschoven, maar het gaf aanleiding tot nieuw onderzoek met psilocybine, dat immers een vergelijkbaar werkingsprofiel heeft als LSD.
In 2022 publiceerde een team (Bogenschutz e.a.) de eerste moderne RCT voor psilocybine bij alcoholverslaving. Hierbij kregen 95 alcoholafhankelijke volwassenen twaalf weken psychotherapie; halverwege en aan het eind was de medicatie-component: twee sessies met ofwel psilocybine (25–40 mg/70 kg) ofwel een actieve placebo (diphenhydramine antihistamine). De uitkomstmaat was het percentage dagen van zwaar drinken in de 8 maanden na de eerste dosis. De resultaten waren veelbelovend: De psilocybinegroep spendeerde gemiddeld slechts ~9,7% van de dagen aan zwaar drinken, tegenover 23,6% in de placebogroep gedurende de follow-up. Dit verschil (~14 procentpunt) was statistisch significant (p=0,01). Ook dronken psilocybinepatiënten in het algemeen minder glazen per dag dan de controlegroep. Bovendien bereikte bijna de helft van de psilocybinegroep complete abstinentie gedurende lange perioden. Er traden geen ernstige bijwerkingen op in de psilocybine-arm – geen acute psychoses, geen hartproblemen – alleen de verwachte tijdelijke perceptuele veranderingen tijdens de sessies. Deze studie biedt sterk bewijs dat psilocybine (met therapie) een robuuste reductie in alcoholgebruik kan bewerkstelligen, bovenop het effect van therapie alleen.
Ook ketamine-ondersteunde therapie wordt onderzocht als hulpmiddel bij alcoholverslaving. Een Britse trial (KARE, 2022) includeerde 96 zware drinkers die net waren afgekickt, en randomiseerde hen naar drie IV-ketamine infusies (0,8 mg/kg) plus therapie, ketamine zonder therapie, placebo-infusies plus therapie, of placebo zonder therapie. De interessantste vergelijking is ketamine met therapie vs placebo met therapie. Uit de resultaten: de ketamine+therapie-groep bleef in de 6 maanden opvolgperiode gemiddeld 162 van 180 dagen geheel abstinent (87%), wat significant hoger was dan de placebo+therapie groep. Feitelijk waren degenen die ketamine-therapie kregen 2,5 keer meer geneigd om volledig nuchter te blijven gedurende de studie dan degenen met placebo-therapie. Hoewel alle groepen na detox weer deels gingen drinken, dronk de ketaminegroep aanzienlijk minder vaak boven de aanbevolen limiet. Tevens zagen zij betere stemming na 3 maanden en verbeterde leverwaarden (indicatief voor minder alcoholschade). Ketamine zelf was in deze setting veilig: geen aanwijzingen voor cognitieve achteruitgang of verslaving eraan, en leverfunctie was juist beter omdat men minder dronk. Deze veelbelovende fase-2 bevindingen hebben geleid tot een grotere, lopende trial.
Werkingsmechanismen: Hoe kunnen psychedelica nu helpen bij iets fysieks verslavends als alcohol? Verslaving kent psychologische wortels – uitblijven van inzicht, vicieuze cirkels van zelfmedicatie, vastgeroeste gedragspatronen – waarop psychedelica precies invloed uitoefenen. LSD/psilocybine kunnen een alcoholist bijvoorbeeld een soort veranderde bewustwording geven: tijdens de trip ziet de persoon met een helikopterview wat alcohol met zijn leven doet, of ervaart een doorbraak van emotie (bv. onderliggende trauma’s of angsten die de drang om te drinken voedden). Deze ervaringen kunnen de motivatie tot blijvende verandering dramatisch verhogen. Velen omschrijven een psychedelische sessie als “jaren therapie in één nacht” – men begrijpt waarom men dronk en hoe het anders kan, wat de basis legt voor langdurige gedragsverandering. Biologisch gezien is er ook een hypothese: psychedelica verhogen neuronale plasticiteit en kunnen mogelijk de beloningscircuits resetten. Bij chronisch alcoholmisbruik is het dopaminerge beloningssysteem ongevoelig geworden voor normale beloningen en hyper-responsief voor alcohol. Psychedelica (inclusief ketamine) zouden die gebaande paden kunnen verstoren, waardoor de geest weer ontvankelijker wordt voor alternatieve bevrediging en minder obsessief verlangt naar alcohol. Ketamine heeft aanvullend het effect dat het (net als bij depressie) het glutamaatsysteem beïnvloedt en nieuwe verbindingen stimuleert, wat kan helpen om uit de rigide denkstijl van verslaving te breken.
Microdosing vs. macrodosing: Bij verslavingsbehandeling gaat de aandacht vooral uit naar enkele hoge dosis sessies als katalysator voor abstinentie. Microdoseren is niet onderzocht of aanbevolen voor alcoholverslaving, mede omdat consistent (dagelijks) gebruik van een psychoactieve stof bij een verslaafde contra-intuïtief is. Eerder wil men een doorbraakervaring bewerkstelligen die het gedragspatroon omslaat. Zowel LSD als psilocybine zijn in onderzoeksverband dan ook in 1 tot 2 volwaardige tripdoses gegeven binnen een therapieprogramma. Die enkele experiences (met intensieve voorbereiding en nabespreking) bleken voldoende om langdurige reducties in gebruik te initiëren. Microdosering zou wellicht craving enigszins kunnen verminderen (er zijn onofficiële meldingen van mensen die microdoseren om trek in drank te onderdrukken), maar dit is niet systematisch getest en blijft speculatie.
Risico’s: Het inzetten van psychedelica bij verslaafden vereist prudente zorg. Enerzijds zijn LSD/psilocybine niet verslavend – dat is gunstig, men vervangt dus niet de ene verslaving door een andere. Anderzijds kunnen er acute gevaren zijn: iemand met een zeer hoog promillage of die net in ontwenning is, kan fysiek instabiel zijn; daarom liet de psilocybine-studie patiënten eerst detoxen en enige tijd droog staan voordat de sessies plaatsvonden. Hallucinogenen kunnen onvoorspelbaar zijn bij mensen met zware verslavingsachtergrond (die soms co-morbide mentale stoornissen hebben). Toch lieten de moderne trials zien dat er geen verhoogde incidentie van psychoses of onbeheerste reacties was – de sessies verliepen veilig en focusten op het verslavingsprobleem. Tijdens de trip kan emotioneel flink wat loskomen (schaamte, spijt, verdriet over verloren tijd), wat overweldigend kan zijn; professionele begeleiding is dus een must om dit in goede banen te leiden en om te zetten in motivatie. Voor ketamine geldt dat het middel zelf wel verslavingspotentieel heeft, maar in de gecontroleerde trialsetting (slechts 3 infusen) is dat risico minimaal. Niettemin is het belangrijk dat psychedelische therapie voor verslaving altijd geïntegreerd is in een breder afkick- en nazorgprogramma – het is geen magie die op zichzelf een verslaving laat verdwijnen. Als de psychosociale context na de sessie niet verandert, kan iemand terugvallen. Daarom combineren onderzoeken het steevast met evidence-based therapie (zoals Motivational Enhancement of CGT bij alcoholverslaving).
Conclusie: Psychedelica bieden een veelbelovend nieuw instrument in de behandeling van alcoholverslaving. Historisch LSD-onderzoek en recente psilocybine-trials tonen aanzienlijke reducties in alcoholgebruik na slechts één of twee psychedelische sessies. Ketamine-therapie laat eveneens verbeterde abstinentiecijfers zien in combinatie met psychotherapie. De kracht lijkt te liggen in het doorbreken van vastgeroeste verslavingsgedachten en het bieden van een perspectief- of bewustzijnsverandering waardoor patiënten gemotiveerd raken om nuchter te blijven. Uiteraard zijn psychedelica geen stand-alone cure: ze werken het best naast een solide psychologisch vangnet en nazorg. Maar de onderzoeksresultaten tot dusver laten een niveau van effectiviteit zien (met grote effectgroottes en langdurige follow-up successen) dat in het veld van verslavingszorg zelden is gezien. Daarmee zouden middelen als psilocybine en LSD – onder de juiste omstandigheden – weleens een doorbraak kunnen betekenen voor patiënten bij wie conventionele behandelingen hebben gefaald, door een pad naar herstel te openen dat voorheen geblokkeerd was. |
|
Antwoord op: Therapie met MDMA
|
18 Relevantie |
4 maanden geleden |
marcel |
Q&A |
|
MDMA-geassisteerde therapie kan effectief zijn bij de behandeling van verschillende psychische aandoeningen, vooral wanneer het wordt gecombineerd met andere therapieën zoals blootstellingstherapie, Cognitieve Gedragstherapie (CGT), Internal Family Systems (IFS) en psychodrama. Deze combinatie van benaderingen kan een holistische aanpak bieden om de onderliggende oorzaken van psychische problemen aan te pakken en helpt cliënten om nieuwe perspectieven te ontwikkelen en gedragsverandering te bevorderen.
Blootstellingstherapie is een vorm van gedragstherapie die wordt gebruikt om angsten en fobieën te behandelen. Het houdt in dat de persoon geleidelijk wordt blootgesteld aan de situatie of stimulus waar ze angst voor hebben, terwijl ze dankzij de werking van MDMA geen stress zullen ervaren. Bij de combinatie van MDMA-therapie en blootstellingstherapie kan MDMA helpen bij het verminderen van de angst en weerstand die vaak gepaard gaan met blootstellingstherapie, waardoor de persoon beter in staat is om met de angst om te gaan, ook na de MDMA sessie.
Cognitieve Gedragstherapie (CGT) richt zich op het veranderen van negatieve denkpatronen en gedragingen die bijdragen aan psychische problemen. De combinatie van MDMA-therapie en CGT kan helpen bij het vergemakkelijken van diepgaande inzichten, het verminderen van weerstand tegen verandering en het vergroten van het vermogen om nieuwe denkpatronen en gedragingen aan te nemen.
Internal Family Systems (IFS) is een vorm van psychotherapie die zich richt op het verkennen en integreren van verschillende delen van de persoonlijkheid. Het helpt mensen om zich bewust te worden van hun innerlijke conflicten en om een gezonde relatie met zichzelf op te bouwen. De combinatie van MDMA-therapie en IFS kan een dieper begrip van de innerlijke dynamiek bevorderen en kan helpen bij het helen van innerlijke verdeeldheid en het bevorderen van zelfacceptatie en zelfliefde.
Hoewel er enig wetenschappelijk onderzoek is naar de effectiviteit van MDMA-geassisteerde therapie, is er nog beperkt onderzoek is gedaan naar de specifieke combinatie van MDMA-therapie met blootstellingstherapie, CGT of IFS. Het is daarom moeilijk om te zeggen welke behandelvorm het beste is volgens de wetenschap. Wij denken dat blootstellingstherapie goed werkt bij MDMA sessies en dat het misschien wel de beste manier is om de stress-reactie bij PTSS te verminderen.
Meer informatie:
Blootstellingstherapie m.b.v MDMA
PTSS symptomen
MDMA sessie tegen PTSS klachten
Opdracht als voorbereiding
Meditatie en sport kan helpen
Andere belangrijke voorbereiding
De ondersteuning tijdens MDMA therapie
Het stressniveau aangeven tijdens de sessie
Na de MDMA-blootstellingstherapie |