Zou je dankzij psilocybine minder klachten kunnen hebben van leukemie?
Psilocybine zou in theorie verlichting kunnen bieden bij bepaalde klachten die gepaard gaan met leukemie, maar het is belangrijk om direct duidelijk te maken dat het geen behandeling is voor de ziekte zelf.
In het artikel over psilocybine en telomeerbescherming wordt onder meer genoemd dat sommige vormen van leukemie (zoals AML en CLL) in verband worden gebracht met verkorte telomeren in stamcellen. Psilocybine blijkt in celstudies en diermodellen een gunstige invloed te hebben op telomeerlengte via activatie van het enzym SIRT1, dat op zijn beurt het telomerase-enzym (TERT) stimuleert. Dit zou de levensduur en delingscapaciteit van cellen kunnen ondersteunen.
Naast deze biochemische aspecten speelt psilocybine een grotere rol in het psychologische domein. Mensen met kanker of chronische ziekten zoals leukemie ervaren vaak angst, depressie, existentiële vragen en mentale uitputting. In dat kader kan psilocybine, zeker binnen een goed begeleide psilocybine sessie, helpen bij het vinden van innerlijke rust, zingeving en acceptatie. Diverse studies bij kankerpatiënten hebben al laten zien dat psilocybine de angst voor de dood en depressieve klachten sterk kan verminderen.
Samengevat: psilocybine kan mogelijk bijdragen aan het verlichten van psychische klachten en het bevorderen van celgezondheid bij mensen met leukemie, vooral via zijn werking op stressreductie, ontstekingsremming en telomeeronderhoud. Maar het vervangt geen reguliere behandeling.
Leukemie is een verzamelnaam voor kwaadaardige aandoeningen van het bloed en beenmerg. Afhankelijk van het type leukemie (acuut of chronisch, lymfatisch of myeloïde) verschilt het ziekteverloop en de behandeling. Ondanks vooruitgang in therapieën blijft de impact op patiënten enorm – niet alleen fysiek, maar ook psychologisch en sociaal. Patiënten met leukemie ervaren vaak angst, depressie en vermindering van kwaliteit van leven, zowel door de ziekte zelf als door zware behandelingen. Bovendien gaan sommige vormen van leukemie gepaard met verstoringen in het immuunsysteem en ontstekingsreacties, wat zowel de ziekte als de symptomen kan beïnvloeden.
Psilocybine, de actieve stof in “magic mushrooms”, heeft de afgelopen jaren veel aandacht gekregen als potentiële therapie bij psychische aandoeningen en bij palliatieve zorg. Psilocybine werkt voornamelijk als agonist op serotonine-5-HT₂A-receptoren in de hersenen, wat leidt tot veranderde bewustzijnstoestanden. Klinische studies in kankerpatiënten hebben laten zien dat éénmalige toediening van psilocybine, ondersteund door psychotherapie, diepe en langdurige verminderingen kan geven in angst en depressie bij patiënten met levensbedreigende kanker. Daarnaast zijn er aanwijzingen dat psilocybine biologische effecten heeft buiten de hersenen, bijvoorbeeld op het immuunsysteem, ontstekingsprocessen en cellulaire veroudering. Dit roept de vraag op of psilocybine een rol kan spelen in de ondersteuning of zelfs de behandeling van leukemiepatiënten, hetzij door verbetering van hun psychosociaal welbevinden, hetzij via invloed op biologische mechanismen die bij leukemie een rol spelen.
In dit overzicht rapporteren we bevindingen uit de wetenschappelijke literatuur over psilocybine in relatie tot leukemie. We bespreken de verschillende belangrijke vormen van leukemie – acute lymfatische leukemie (ALL), acute myeloïde leukemie (AML), chronische lymfatische leukemie (CLL) en chronische myeloïde leukemie (CML) – en de potentiële rol van psilocybine bij elke vorm. Hierbij komen zowel directe biologische effecten (bijvoorbeeld op ontsteking/immuunrespons en SIRT-eiwitten) als indirecte effecten (zoals psychologische ondersteuning en verbetering van kwaliteit van leven) aan bod. We sluiten af met een samenvatting van relevante studies (zie ook Tabel 1 voor een overzicht) en de belangrijkste conclusies.
Leukemieën worden ingedeeld op basis van het celtype van oorsprong (lymfatisch of myeloïde) en het tempo van ziekteprogressie (acuut snel verlopend, of chronisch sluimerend). Deze eigenschappen bepalen niet alleen de behandeling, maar ook de wijze waarop de ziekte het leven van patiënten beïnvloedt. Hieronder een kort overzicht van de vier hoofdvormen:
ALL is een agressieve vorm van leukemie die vooral kinderen treft, maar ook bij volwassenen kan voorkomen. Door de snelle progressie is onmiddellijke intensieve chemotherapie noodzakelijk. Met huidige behandelingen geneest een groot deel van de kinderen, maar voor volwassen ALL-patiënten is de prognose minder gunstig. De acute aard betekent dat patiënten en hun naasten plotseling worden geconfronteerd met een levensbedreigende situatie, wat ernstige psychische stress veroorzaakt. Angst voor de behandeling en de toekomst is bij ALL-patiënten vaak prominent aanwezig. Hoewel psilocybine-therapie bij kinderen niet van toepassing is (wegens ontwikkelingsrisico’s), zou het bij (jong)volwassen ALL-patiënten in de palliatieve fase of na zware behandeling potentieel kunnen helpen om angst en depressie te verlichten. Bijvoorbeeld, studies bij kankerpatiënten tonen aan dat psilocybine éénmalig gegeven in een therapeutische setting diepe existentiële geruststelling kan bieden en angst voor de dood kan verminderen. Deze inzichten zouden relevant kunnen zijn voor volwassen ALL-patiënten met een slechte prognose of terugval.
Biologisch gezien is ALL een ziekte van lymfocyten. Er is weinig specifiek onderzoek naar psilocybine’s effect op ALL-cellen. Wel is bekend dat SIRT1 in bepaalde vormen van acute leukemie een rol speelt bij therapieresistentie (bijvoorbeeld via het remmen van p53-gemedieerde celdood). Interessant genoeg verhoogt psilocybine (psilocine) in humane celmodellen de expressie van SIRT1, wat geassocieerd is met betere celoverleving en stressbestendigheid. Of dit gunstig of ongunstig is bij ALL blijft hypothetisch – het zou normale cellen kunnen beschermen tegen behandelingsschade, maar mogelijk ook kankercellen veerkrachtiger maken. Dit onderstreept de complexiteit en noodzaak van verder onderzoek specifiek gericht op acute leukemie.
AML is een acute leukemie van myeloïde oorsprong, met name voorkomend bij (meer) volwassen en oudere patiënten. De ziekte kent een stormachtig beloop: zonder snelle interventie kan AML binnen enkele weken fataal zijn. Behandeling vergt zware chemotherapie en vaak een beenmergtransplantatie. De intensiteit van behandeling, gecombineerd met vaak matige vooruitzichten bij oudere patiënten, leidt tot hoge niveaus van psychologische nood. Veel AML-patiënten ervaren depressieve symptomen, angst en existentiële wanhoop, vooral bij terugval of als de behandeling faalt. In deze context zou psilocybine een rol kunnen spelen in palliatieve zorg of als ondersteuning tijdens de behandeling. Uit klinische literatuur blijkt dat psilocybine-ondersteunde psychotherapie bij patiënten met levensbedreigende kanker aanzienlijke en langdurige vermindering van depressie en angst geeft, samen met een toename in kwaliteit van leven. Hoewel deze studies meestal solide tumoren includeerden, is het aannemelijk dat vergelijkbare voordelen te behalen zijn voor AML-patiënten die geconfronteerd worden met hun sterfelijkheid.
Op biologisch vlak is AML interessant omdat ontstekingsroutes en epigenetische regulatie een rol spelen in de ziekte. AML-cellen kunnen bijvoorbeeld pro-inflammatoire cytokines produceren die koorts (“leukemiekoorts”) en gewichtsverlies veroorzaken. Het onderdrukken van overmatige ontstekingsreacties zou dus symptomen kunnen verlichten. Recent laboratoriumonderzoek toont aan dat psilocybine een ontstekingsremmend effect kan hebben: in gekweekte humane macrofaagcellen (THP-1 cellijn) verminderde psilocybine dosisafhankelijk de productie van LPS-geïnduceerde pro-inflammatoire cytokinen (zoals IL-6, TNF-α) en onderbrak het de activering van de NF-κB- en JAK/STAT-signaleringsroutes. Dit suggereert dat psilocybine een anti-inflammatoire werking heeft op het immuunsysteem. Indien een vergelijkbaar effect in het lichaam optreedt, zou dit potentieel de ontstekingsgerelateerde symptomen bij AML kunnen reduceren (bijv. minder koorts en vermoeidheid door cytokine-afgifte). Daarnaast is bekend dat AML-cellen voor hun overleving gebruikmaken van DNA-herstelmechanismen en anti-apoptotische routes. SIRT1 en SIRT6 zijn in AML vaak verhoogd tot expressie gebracht en helpen de leukemiecellen om genetische schade te overleven. Het is dus denkbaar dat activatie van sirtuïnes dubbelzijdig kan uitpakken: enerzijds bescherming van gezonde cellen, anderzijds mogelijk bescherming van kankercellen. Psilocybine’s effect op SIRT1 (stijging) is aangetoond in andere modellen – wat dit precies voor AML betekent, is nog onbekend en vraagt om nader onderzoek.
CLL is de meest voorkomende leukemie bij volwassenen, gekenmerkt door een ophoping van afwijkende B-lymfocyten. Het ziektebeloop is vaak traag; veel patiënten worden langdurig gevolgd in een “watchful waiting” traject zonder directe behandeling totdat progressie optreedt. Hoewel CLL minder acuut levensbedreigend is dan AML, brengt de chronische aard unieke psychosociale uitdagingen met zich mee. Patiënten leven met voortdurende onzekerheid of en wanneer de ziekte zal verergeren. Studies laten zien dat angststoornissen en depressie frequent voorkomen bij CLL-patiënten, mede door de stress van het afwachten en het leven met een chronische kankerdiagnose. Verbetering van levenskwaliteit is daarom een belangrijk doel in de behandeling van CLL, naast het controleren van de ziekte zelf.
Psilocybine zou bij CLL-patiënten kunnen bijdragen aan psychosociaal welzijn door angst en depressie te verlichten. Hoewel er (nog) geen studies specifiek bij CLL zijn uitgevoerd, is er indirect bewijs uit onderzoek bij andere kankerpatienten dat relevant is. Een recente meta-analyse van 7 klinische studies (132 kankerpatiënten, verschillende diagnoses) rapporteerde significante verbeteringen in kwaliteit van leven, betere pijncontrole en angstvermindering na psilocybine-therapie. Deze verbetering in psychologisch welbevinden en existentiële coping hield bovendien maandenlang aan na slechts één of twee doseringen. Voor CLL-patiënten, die vaak met jarenlange emotionele belasting leven, zou een dergelijke interventie dus veel kunnen betekenen in termen van langdurige angstverlichting en acceptatie van de ziekte.
CLL gaat ook gepaard met immuundysfunctie: de maligne B-cellen en hun interactie met de omgeving zorgen voor onderdrukking van de normale immuunrespons en productie van inflammatoire factoren. Dit leidt tot verhoogde infectierisico’s en soms auto-immuunverschijnselen. Interessant is dat psychedelica (zoals psilocybine) volgens recent onderzoek een regulerend effect op neuro-immune interacties kunnen hebben. Een studie in Nature toonde bijvoorbeeld aan dat toediening van psychedelische stoffen bij muizen de ophoping van ontstekingsbevorderende monocyten in de hersenvliezen tegenging en daarmee stress-geïnduceerd angstgedrag verminderde. Dit wijst erop dat psychedelica inflammatoire processen in het lichaam kunnen afremmen. Toegepast op CLL zou men kunnen speculeren dat psilocybine gebruik zou kunnen bijdragen tot een gunstiger immuunmilieu – bijvoorbeeld door het terugdringen van chronische laaggradige ontsteking die CLL vaak kenmerkt. Indirect zou dit zelfs de ziekte kunnen beïnvloeden: CLL-cellen zijn afhankelijk van ondersteunende signalen (cytokinen, chemokinen) van omliggende cellen; als psilocybine bepaalde ontstekingssignalen (zoals TNF-α, IL-6) verlaagt, zou dat theoretisch de “voedingsbodem” voor CLL-cellen kunnen verslechteren. Dit is echter op dit moment speculatief – direct bewijs bij CLL ontbreekt nog.
Ten slotte spelen ook SIRT-eiwitten een rol in CLL-biologie. Hoewel minder onderzocht dan in AML, zijn sirtuïnes relevant voor B-celfunctie en overleving. SIRT1 kan bijvoorbeeld de overleving van CLL-cellen bevorderen via deactivering van apoptose-genen. Een studie meldde dat farmaceutische activatie van SIRT1 juist T-ALL leukemiecellen kon remmen via downregulatie van NF-κB en mTOR, maar in CLL-context is het tweesnijdend. Of psilocybine’s mogelijke activering van SIRT1 gunstig uitpakt (door bijvoorbeeld de immunosenescentie te verlagen) of ongunstig (door CLL-cellen weerbaarder te maken) is niet bekend. Wel is duidelijk dat SIRT6 – een ander sirtuïne dat genoomstabiliteit en ontstekingsremming ondersteunt – in algemene zin anti-verouderings- én anti-kanker eigenschappen kan hebben. Psilocybine’s bevindingen van verbeterde DNA-schade-afweer en minder oxidatieve stress in cellen komen overeen met SIRT6-activering, maar rechtstreeks bewijs voor invloed op SIRT6 ontbreekt nog.
CML is een chronische leukemie van myeloïde cellen, typisch gekenmerkt door de Philadelphia chromosoom-translocatie (BCR-ABL genfusie). Dankzij doelgerichte tyrosinekinaseremmers (TKI’s) is CML tegenwoordig bij de meeste patiënten een chronisch beheersbare aandoening geworden met bijna normale levensverwachting. Toch ondervinden CML-patiënten uitdagingen zoals het langdurig moeten slikken van medicatie (met bijwerkingen), onzekerheid over therapie-response of resistentie en de wetenschap dat de ziekte sluimerend aanwezig is. Psychosociale ondersteuning is dus ook hier relevant: CML-patiënten kunnen stress en angst ervaren, bijvoorbeeld omtrent de kans op progressie naar een acute fase (blast crisis) of bijwerkingen die de levenskwaliteit beïnvloeden.
Er zijn nog geen studies naar psilocybine bij CML, maar gezien het succes van TKI-behandeling ligt de focus bij deze patiënten minder op palliatieve zorg en meer op het leven met een chronische ziekte. Psilocybine in lage dosis of begeleide sessies zou mogelijk kunnen helpen bij het accepteren van de ziekte en het verminderen van angst of depressie die samenhangt met het hebben van een chronische vorm van kanker. Kwalitatief onderzoek in andere chronische aandoeningen suggereert dat psychedelica patiënten kunnen helpen om nieuwe perspectieven te krijgen en beter om te gaan met stress, wat potentieel ook voor CML van toepassing zou kunnen zijn.
Op biologisch niveau is CML bijzonder door de aanwezigheid van een continu actief kankereiwit (BCR-ABL). Dit eiwit zorgt voor ongecontroleerde celgroei, maar maakt cellen ook afhankelijk van sterke metabole en DNA-schade-respons routes om te overleven. SIRT1 is beschreven als verhoogd in leukemie stamcellen bij CML, en draagt bij aan resistentie tegen behandeling. Theoretisch zou remming van SIRT1 zulke cellen kwetsbaarder maken, terwijl activatie het omgekeerde doet. Dit benadrukt dat een eventuele psilocybine-interventie goed onderzocht moet worden op effecten in combinatie met standaardtherapie. Aan de andere kant laten de anti-aging effecten van psilocybine (zoals telomeerbehoud en verminderde oxidatieve stress) zien dat het lichaamscellen weerbaarder kan maken. Misschien zou dit normaal weefsel (bv. het gezonde beenmerg) kunnen beschermen tijdens langdurige TKI-therapie of tegen de schade van CML zelf, maar dit is tot nu toe niet onderzocht.
Interessant om te vermelden is een in vitro vondst die mogelijk relevant is voor alle leukemietypen: een extract van een psilocybine-bevattende paddenstoel (Gymnopilus purpureosquamulosus) bleek in laboratoriumexperimenten celdood (apoptose) te induceren in leukemie- en lymfoomcellen, terwijl gezonde donor-mononucleaire cellen werden gespaard. Deze selectieve cytotoxiciteit ging gepaard met activering van stress-signaalroutes (JNK/p38 MAPK) en oxidatieve stress in de kankercellen. Het is nog onduidelijk welke verbinding(en) in het extract hiervoor verantwoordelijk waren – mogelijk psilocybine/psilocine, maar ook andere paddenstoelcomponenten kunnen een rol spelen. Hoewel dit voorlopig bewijs is, wekt het de hypothese dat psilocybine-bevattende middelen in de toekomst misschien directe antitumorale effecten zouden kunnen hebben, al zal isolatie van de werkzame stof en vervolgonderzoek nodig zijn om dit te bevestigen.
Chronische ontsteking en ontregeling van het immuunsysteem spelen een belangrijke rol bij kanker in het algemeen. Bij leukemie kunnen tumorcellen het beenmerg-microklimaat manipuleren en immuuncellen aanzetten tot het produceren van groeistimulerende of immuunsuppressieve factoren. Daarnaast veroorzaakt de ziekte (of de behandeling) geregeld systemische ontstekingsverschijnselen, zoals koorts, malaise en verhoogde ontstekingsmarkers. Psilocybine staat erom bekend interacteren met het serotonerge systeem, maar recent blijkt dat die interactie effecten verder reikt dan alleen het centraal zenuwstelsel. Er is groeiend bewijs dat psilocybine en verwante psychedelica een immunomodulerende en ontstekingsremmende werking kunnen uitoefenen.
Enkele preklinische onderzoeken illustreren dit duidelijk. Ghasemi Gojani et al. (2024) toonden aan dat psilocybine in gedifferentieerde humane THP-1 macrofaagcellen de door LPS (bacterieel endotoxine) opgewekte cytokine-afgifte significant onderdrukte. Dit effect was dosisafhankelijk en ging gepaard met beïnvloeding van sleutelroutes: de klassieke pro-inflammatoire NF-κB-route werd gedempt, evenals onderdelen van de IL-6 → JAK/STAT3 signalering. Daarmee verminderde psilocybine bijvoorbeeld de productie van cytokinen als TNF-α, IL-1β en IL-6, evenals ontstekingsgerelateerde enzymen en chemokinen in deze cellen. Evenzo liet Robinson et al. (2023) zien dat waterextracten van diverse Psilocybe-soorten in staat waren om in zowel muizen- als humane immuuncellen sterk de TNF-α en IL-1β levels te verlagen bij een ontstekingsprikkel. In een 3D-model van menselijk darmepitheel onder inflammatoire stress verminderde puur psilocybine specifiek de afgifte van chemo-attractant MCP-1 en de groeifactor GM-CSF, die normaal gesproken immuuncellen aantrekken en activeren. Deze resultaten impliceren dat psilocybine een ontstekingsreactie op meerdere fronten kan afzwakken: minder pro-inflammatoire cytokinen, minder aanvoer van immuuncellen naar de ontstekingshaard, en mogelijk een verschuiving naar een anti-inflammatoir profiel. De werkingsmechanismen lijken grotendeels via serotoninereceptor 5-HT2A te verlopen. Men vermoedt dat activatie van 5-HT2A door psilocybine leidt tot een zogenaamde biased intracellulaire signalering via β-arrestine2, die de NF-κB-route (belangrijk voor cytokineproductie) onderdrukt. Bovendien kan psilocybine indirect via de HPA-as lichte verhoging van cortisol geven, wat ook ontstekingsremming kan bevorderen.
Voor leukemie zou zo’n ontstekingsremmende werking zeer waardevol kunnen zijn. Veel symptomen van leukemie (zoals koorts, nachtzweten, vermoeidheid) zijn toe te schrijven aan een hoge cytokinebelasting. Als psilocybine deze tumor-gerelateerde ontstekingsverschijnselen weet te verminderen, kan dat direct de kwaliteit van leven verbeteren. Ook is er een potentiële anti-tumor component: leukemiecellen (vooral bij CLL maar ook AML) zijn afhankelijk van een netwerk van cytokines (bijv. IL-6, TNF-α) voor hun groei en overleving. Het onderbreken van dat netwerk door een middel dat cytokine-afgifte dempt, zou de leukemiecellen kunnen verzwakken. Zo remt TNF-α-blokkade de overleving van CLL-cellen in preklinische modellen; psilocybine verlaagt TNF-α spiegels snel en langdurig in verschillende systemen. Daarnaast kunnen monocyten en macrofagen in de tumormicro-omgeving door de leukemie naar een tumorbevorderend fenotype worden geduwd (soms vergelijkbaar met M2-polarisatie). Interessant genoeg bevordert SIRT6 – een eiwit dat door psilocybine mogelijk beïnvloed wordt – juist de anti-inflammatoire M2-polarisatie van macrofagen, hetgeen zou kunnen betekenen dat psilocybine de immuunomgeving rondom leukemiecellen minder vijandig maakt voor normale cellen maar ook minder ondersteunend voor kankercellen.
Het is belangrijk op te merken dat klinisch bewijs bij mensen nog beperkt is op dit domein. In een kleine studie met gezonde vrijwilligers werden geen significante veranderingen in klassieke ontstekingsmarkers (CRP, TNF-α) gevonden 24 uur na een enkele psilocybine-dose. Wellicht zijn de effecten subtiel of van kortere duur, of afhankelijk van de aanwezigheid van een ontstekingsuitdaging (zoals in de in vitro studies). Recente doorbraken in neuro-immunologisch onderzoek tonen echter dat psychedelica in vivo meetbare immunomodulatie kunnen bewerkstelligen. Bijvoorbeeld, Chung et al. (2025) rapporteerden dat psychedelische behandeling bij gestreste muizen niet alleen het gedrag verbeterde, maar ook een verminderde infiltratie van pro-inflammatoire monocyten in het brein liet zien. Bovendien zijn in dit werk ook aanwijzingen bij mensen gevonden: in hersenweefsel van overleden patiënten met PTSS werden vergelijkbare neuro-inflammatoire patronen gezien als in de muizen, en men suggereert dat psychedelica dergelijke processen kunnen normaliseren. Dit voedt de gedachte dat psilocybine mogelijk ontstekingsprocessen elders in het lichaam (bijv. in het beenmerg of bloed) zou kunnen moduleren.
Samengevat kan psilocybine een dubbel potentieel hebben bij leukemie via het immuunsysteem: ten eerste symptoombestrijding (minder ontstekingsgerelateerde klachten) en ten tweede een mogelijke ziektelastvermindering door een ongunstiger milieu voor leukemiecellen te scheppen. Uiteraard zijn verdere studies nodig om te bepalen of en hoe deze preklinische bevindingen zich vertalen naar klinisch relevante effecten bij leukemiepatiënten.
Sirtuïnen (SIRT-eiwitten) vormen een familie van NAD⁺-afhankelijke enzymen die betrokken zijn bij regulatie van metabolisme, DNA-herstel, veroudering en stressresponsen. Met name SIRT1 en SIRT6 zijn intensief onderzocht in de context van veroudering en kanker. Bij veel kankers, inclusief hematologische maligniteiten, zijn deze eiwitten ontregeld. Ze kunnen afhankelijk van de context zowel een tumorsuppressieve als een tumorbevorderende rol spelen.
SIRT1 is de meest bekende sirtuïne, vaak gelabeld als een “langelevens-eiwit” vanwege de associatie met calorierestrictie en levensduur. In gezonde cellen bevordert SIRT1 de DNA-stabiliteit, stimuleert het herstel van schade en reguleert het apoptoseprogramma (onder meer via deacetylatie van p53, FOXO en NF-κB). In leukemie blijkt SIRT1 vaak overgeëxprimeerd te zijn, met name in leukemie stamcellen en chemoresistente cellijnen. Dit heeft gevolgen: verhoogde SIRT1-activiteit kan tumorcellen helpen ontsnappen aan celdood (door bijvoorbeeld p53 “uit te zetten”) en kan bijdragen aan therapieresistentie. Aan de andere kant zijn er situaties waarin SIRT1 juist nuttig is om kankercellen af te remmen – bijvoorbeeld in bepaalde T-cel leukemieën leidde activatie van SIRT1 tot remming van NOTCH1-oncogen signalering en daarmee verminderde groei van de leukemiecellen. Dit dubbelrol-karakter hangt samen met in welke cellen en waar in de cel SIRT1 actief is.
SIRT6 staat bekend als een bewaker van het genoom en een cruciaal anti-verouderingsenzym. SIRT6 herstelt DNA-breuken (onder andere door PARP1 te activeren) en onderhoudt telomeerstructuur, wat chromosomale instabiliteit tegengaat. Tevens onderdrukt SIRT6 op brede schaal ontstekingsroutes: het remt bijvoorbeeld NF-κB-geactiveerde genexpressie en bevordert de verschuiving naar M2-macrofaagpolarisatie (anti-inflammatoir). Men beschouwt SIRT6 daarom meestal als tumorsuppressor, aangezien het cellulaire aftakeling tegengaat en de ongecontroleerde deling remt. Echter, ook hier is nuance: diverse studies tonen dat bepaalde kankers SIRT6 nodig hebben voor groei, en dat hoge SIRT6 spiegels samen kunnen hangen met een slechtere prognose (zoals in sommige agressieve AML-subtypes waar SIRT6 het genomisch onderhoud van de snelle delingen verzorgt). In “verouderde” micro-omgevingen kan SIRT6 ontbreken, wat leidt tot meer ontsteking en mogelijk een voedingsbodem voor kanker.
Gezien deze complexe achtergrond is de vraag: wat doet psilocybine met SIRT1 en SIRT6, en wat betekent dat voor leukemie? Op basis van recente onderzoeksresultaten lijkt psilocybine een activerend effect op sirtuïnepaden te hebben in gezonde cellen. Kato et al. (2025) rapporteerden dat blootstelling aan psilocine (de actieve metaboliet van psilocybine) in menselijke celkweek leidde tot hogere niveaus van SIRT1-eiwit. Tegelijk zagen zij dat cellen hun telomeren langer wisten te behouden en minder markers van celveroudering vertoonden, wat doet vermoeden dat ook SIRT6-gerelateerde functies (zoals telomeeronderhoud en DNA-herstel) verbeterden onder invloed van psilocybine. In hetzelfde onderzoek werd bij oudere muizen die gedurende 10 maanden psilocybine kregen, een opvallende verlenging van de levensduur (+30%) gezien ten opzichte van controlemuizen. De psilocybine-behandelde muizen vertoonden tekenen van gezonder ouder worden (glanzender vacht, herstel van kale plekken) en leefden langer door ondanks late start van de interventie. Deze anti-verouderingseffecten suggereren dat psilocybine systemisch processen aanzet die lijken op bekende “gezond oud worden”-mechanismen – waar sirtuïnes een centraal onderdeel van zijn.
Voor leukemiepatiënten zouden dergelijke effecten in principe gunstig kunnen zijn: betere DNA-schade-afhandeling en verminderde oxidatieve stress kunnen helpen om de schadelijke effecten van chemo- of radiotherapie op gezonde cellen te beperken, en kunnen bijvoorbeeld secundaire kankers (die soms jaren na behandeling ontstaan) voorkomen. Ook zouden beter functionerende immuuncellen (minder immunosenescentie) de controle op overgebleven leukemiecellen kunnen verbeteren. Echter, we moeten rekening houden met het feit dat kankercellen zelf ook baat kunnen hebben bij geactiveerde overlevingsroutes. Als psilocybine in vivo SIRT1/SIRT6 in alle cellen verhoogt, zou dat potentieel leukemiecellen robuuster kunnen maken tegen stress of therapie – een ongewenst effect. Mogelijk is dit gevaar beperkt: SIRT1 activatie door psilocybine zal waarschijnlijk niet opwegen tegen de krachtige oncogene drijfveren in leukemiecellen. Bovendien kan het netto-effect juist negatief voor de tumor uitpakken als psilocybine tegelijkertijd pro-apoptotische routes aanzet (zoals gezien in de Gymnopilus-extract studie).
Een hypothese is dat psilocybine een “normaliserende” invloed heeft: het brengt verouderde of gestreste cellen terug in een meer jeugdige, gezonde staat (zoals gezien in huid- en longcellen in vitro), en dit zou vooral gezonde cellen ten goede komen, terwijl kankercellen wellicht minder profiteren doordat hun regulatie al ernstig ontregeld is. Sterker nog, in bepaalde kankercellen kan activering van gezonde paden juist strijdig zijn met hun oncogene behoeften en zo de groei remmen – een fenomeen dat men oncogene stress noemt. Bijvoorbeeld, SIRT1 activatie zou in een cel die sterk afhankelijk is van constante NF-κB activiteit (voor overleving) die balans kunnen verstoren en tot celdood leiden.
Samenvattend is het domein van psilocybine, sirtuïnes en kanker nog zeer nieuw. De eerste resultaten laten zien dat psilocybine cellulaire stress- en verouderingsmarkers verbetert via paden die SIRT1 omvatten. SIRT6, als beschermer tegen veroudering en ontsteking, deelt veel overlap met de waargenomen effecten van psilocybine (betere DNA-reparatie, minder ontsteking), dus hoewel nog onbewezen, is het plausibel dat psilocybine direct of indirect ook SIRT6-activiteit verhoogt. Voor leukemie zou gerichte modulatie van deze paden nodig zijn om maximaal therapeutisch effect te krijgen: idealiter wil men de beschermende effecten in gezonde cellen (beenmerg, immuunsysteem) stimuleren, maar zonder dat leukemiecellen extra bescherming krijgen. Mogelijk zou timing en dosering hierbij een rol spelen, of combinatietherapie (psilocybine in combinatie met middelen die SIRT’s remmen specifiek in kankercellen?). Dergelijke verfijnde strategieën zijn echter toekomstmuziek.
Onderstaande tabel vat enkele belangrijke studies samen die in dit overzicht zijn besproken, met de nadruk op uitkomsten die relevant kunnen zijn voor leukemie of de ondersteuning van leukemiepatiënten.
Studie (jaar) | Model / populatie | Belangrijkste bevindingen voor psilocybine in deze context |
---|---|---|
Griffiths et al., 2016 (JHU) | 51 patiënten met levensbedreigende kanker (RCT) | Eenmalige hoge dosis psilocybine in therapeutische setting gaf substantieel en langdurig verminderde depressie en angst bij kankerpatiënten. Na 6 maanden was ~80% van de psilocybinegroep significant verbeterd; existentiële angst nam sterk af. |
Ross et al., 2016 (NYU) | 29 kankerpatiënten met angst (RCT, cross-over) | Psilocybine zorgde voor snelle reductie in angst en depressie bij terminale kankerpatiënten, vergezeld van verbeterd spiritueel welzijn en acceptatie van het sterfbed. Effecten hielden aan tot minstens 6 maanden na dosis (vergelijkbaar met Griffiths et al. resultaten). |
Bader et al., 2024 (meta-analyse) | 7 studies, totaal 132 patiënten met gevorderde kanker | Significante verbetering van kwaliteit van leven, betere pijncontrole en angstvermindering na psilocybine-therapie. Angstscore-daling was statistisch significant op ~4,5 en ~6 maanden na behandeling. Tevens langdurige afname van existentiële nood en depressie. Bevestigt dat psilocybine-therapie breed psychologisch voordeel biedt bij kanker. |
Petridis et al., 2024 (Nature Mental Health) | 79 kankerpatiënten (gegevens van 2 RCT’s) | Psilocybine-assisted psychotherapy verbeterde meerdere dimensies van psychisch functioneren. Naast angst en depressie namen ook symptomen als obsessief-compulsiviteit, vijandigheid en somatisatie af. Geen toename van psychose of paranoia waargenomen. Suggereert dat psilocybine een breed inzetbare mentale gezondheidsinterventie kan zijn voor kankerpatiënten. |
Ghasemi Gojani et al., 2024 | THP-1 humane macrofaagcellen (in vitro) | Psilocybine toonde ontstekingsremming: verminderde LPS-geïnduceerde afgifte van TNF-α, IL-6, IL-1β e.a. cytokinen in een dosisafhankelijke relatie. Mechanistisch via onderdrukking van NF-κB en JAK/STAT-pathways. Impliceert dat psilocybine ontstekingsreacties (relevant bij leukemie-symptomen) kan afzwakken op cellulair niveau. |
Robinson et al., 2023 (MDPI Life) | 3D humaan darm-epitheel model + U937 macrofagen | Bevestigde anti-inflammatoire effecten van psilocybine en paddenstoelenextracten. Alle geteste Psilocybe paddenstoel-extracten verlaagden TNF-α en IL-1β bij geactiveerde macrofagen; psilocybine zelf verminderde ook MCP-1 en GM-CSF in ontstoken darmweefsel. Waarschijnlijk via 5-HT2A/β-arrestine signaal die NF-κB remt. Ondersteunt de rol van psilocybine als brede ontstekingsremmer. |
Kato et al., 2025 (NPJ Aging) | Humane cellijnen; oude muizen (19 mnd) | Psilocine (psilocybine metaboliet) verlengde de cellulaire levensduur met tot 57%, hield telomeren langer intact en verlaagde oxidatieve stress in verouderende humane cellen. Tevens werd SIRT1-expressie verhoogd. Bij muizen leidde maandelijkse psilocybine gedurende 10 maanden tot ~30% langere overleving vs. controles, plus duidelijk betere vachtconditie (teken van gezonder oud worden). Dit is het eerste bewijs dat psilocybine systemische anti-veroudering- en mogelijk anti-kanker-effecten kan hebben. |
Dulay et al., 2021 (PLOS ONE) | Leukemie, lymfoom en myeloom cellijnen; patiëntcellen ex vivo | Extract van Gymnopilus purpureosquamulosus (psilocybine-bevattende paddenstoel) liet selectieve cytotoxiciteit zien: ~50–80% groei-inhibitie van leukemie/lymfoom cellijnen bij lage concentraties, geassocieerd met toename in apoptosemarkers. In primaire cellen veroorzaakte het extract apoptose in leukemie/lymfoomcellen maar niet in gezonde donorcellen. Mechanistisch via ROS-productie en activatie van JNK/p38 stresskinases. Suggeert dat paddenstoelencomponenten (mogelijk psilocybine) direct kankerremmende eigenschappen kunnen hebben. |
Toelichting: Bovenstaande studies laten enerzijds het psychologische voordeel van psilocybine zien bij ernstig zieke (kanker)patiënten, en anderzijds de biologische effecten die relevant kunnen zijn voor leukemie (ontstekingsremming, invloed op overlevingsroutes, enz.). Let wel: direct onderzoek in leukemiepopulaties ontbreekt nog grotendeels; conclusies voor leukemie zijn veelal getrokken op basis van analoge bevindingen in andere modellen.
Een belangrijk aspect van de zorg voor leukemiepatiënten is de psychologische en existentiële ondersteuning. Ongeacht het type leukemie, worden patiënten geconfronteerd met angst (bijvoorbeeld voor terugkeer van ziekte of dood), depressieve gevoelens door de zware behandelingen en het verlies van het “oude normale” leven, en existentiële vragen rond leven en sterven. Traditionele psychosociale zorg (zoals gesprekken, antidepressiva of anxiolytica) biedt niet altijd genoeg verlichting, vooral niet bij existentieel lijden of traumatische stress door de ziekte. In deze context is de opkomst van psilocybine-geassisteerde psychotherapie een van de meest opmerkelijke ontwikkelingen van de laatste jaren.
Uit klinische onderzoeken – voornamelijk uitgevoerd bij patiënten met vergevorderde kanker – blijkt dat een enkele sessie met psilocybine, begeleid door therapeuten, tot weken en zelfs maandenlange verbeteringen kan leiden in mentale gezondheid. De resultaten zijn opmerkelijk consistent over verschillende studies en centra. Enkele hoogtepunten:
Vermindering van angst en depressie: In twee gerandomiseerde dubbelblind-studies uit 2016 (Johns Hopkins University en NYU) werd aangetoond dat een hoge dosis psilocybine (ongeveer 25–30 mg, oraal) bij kankerpatienten met angst/depressie leiden tot snelle en blijvende reductie van deze symptomen. Na 5–6 weken was ~80% van de psilocybine-behandelde patiënten klinisch significant verbeterd vergeleken met ~30–40% in de controle/plekrogroep. Bovendien bleef na 6 maanden circa 60–70% van de patiënten verbeterde stemming en minder angst rapporteren. Dit is bijzonder, aangezien gangbare medicatie vaak dagelijks ingenomen moet worden en bij stoppen de klachten terugkeren. Psilocybine lijkt een blijvend positieve wijziging in perspectief of verwerking te initiëren.
Vermindering van existentiële nood: Veel terminale patiënten ervaren existentiële angst – angst voor het onbekende na de dood, gevoel van zinloosheid, spijt over het geleefde leven. Psilocybine-gebruikers in deze onderzoeken meldden vaak dat ze tijdens de sessie een vorm van “spirituele” of diep persoonlijke ervaring hadden die hen hielp deze angst te reduceren. Het klassieke voorbeeld is een patiënt die beschreef “ik zag dat liefde het fundament is en dat het goed is zo” – dit soort inzichten gingen gepaard met daling in meetbare angstschalen. In wetenschappelijke termen zag men een daling in existentiële distress en verbetering in spiritueel welzijn. Deze effecten zijn zeer relevant voor leukemie, met name bij patiënten in een palliatieve fase of die na intensieve behandeling worstelen met identiteits- en zinsvragen.
Kwaliteit van leven en functioneren: Naast specifiek angst en stemming, rapporteerden patiënten na psilocybine-therapie vaak een algemene verbetering in kwaliteit van leven, meer deelnemen aan sociale activiteiten, en beter omgaan met pijn en andere somatische klachten. De meta-analyse van Bader et al. bevestigde objectief dat de kwaliteit van leven scores hoger lagen post-psilocybine-behandeling dan voorheen. Een interessante bevinding was ook verbeterde pijncontrole – mogelijk indirect omdat angst en pijnperceptie samenhangen, maar er zijn ook hypotheses dat psychedelica de pijnervaring neurosignalen kunnen moduleren. Voor leukemiepatiënten, die vaak pijn hebben door bijvoorbeeld beenmerginfiltratie of bijwerkingen van therapie (botpijn, neuropathie), zou dit een welkom effect zijn.
Brede psychische gezondheidswinst: Recente data suggereren dat psilocybine niet alleen werkt op depressie/angst, maar ook op andere psychische parameters. Patiënten uit psilocybine-studies lieten verbeteringen zien in emotionele empathie, sociale verbinding en vermindering van gevoelens van isolatie. Een pooled analysis (Petridis et al., 2024) vond significante afnames in o.a. hostiliteit (vijandigheid), piekeren/obsessie en somatisatie. Dit laat zien dat de impact van psilocybine holistisch is: het beïnvloedt niet één symptoom, maar het gehele psychische spectrum positief, zonder dat langdurige nadelen als verslaving of psychose optreden. Sterker nog, veel patiënten omschrijven zich na psilocybine als “meer verbonden met het leven” en “beter in staat de situatie te accepteren”, wat klinisch overeenkomt met minder hopeloosheid en suïcidaliteit.
Veiligheidsprofiel: Voor de doelgroep van ernstig zieke patiënten is veiligheid cruciaal. Uit de gerapporteerde studies kwamen vrijwel geen ernstige bijwerkingen naar voren. Tijdens de sessie zelf konden deelnemers tijdelijke angst of verwarring ervaren, maar met begeleiding werd dit doorgaans omgezet in positieve doorbraken. Lichamelijk waren er geen gevaarlijke reacties; psilocybine is niet cardiotoxisch en niet verslavend. In tegenstelling tot veel klassieke medicatie trad geen onderdrukking van ademhaling of hartfunctie op – belangrijk bij zwakke patiënten. De hallucinogene ervaring zelf maakt psilocybine uiteraard ongeschikt voor ongecontroleerd gebruik, maar in klinische setting bleek dit beheersbaar en zelfs therapeutisch. Kortom, het risicoprofiel bij incidenteel medisch gebruik lijkt acceptabel, al moet men alert blijven op mogelijke interacties met andere medicijnen of kwetsbare psyche (patiënten met geschiedenis van psychose zijn veelal uitgesloten in studies).
Voor leukemiepatiënten in het bijzonder, zouden we kunnen concluderen dat psilocybine-geassisteerde therapie potentieel waardevol is als aanvulling op de standaardzorg. Denkbaar is inzet op twee momenten:
In de palliatieve fase – wanneer curatieve opties uitgeput zijn en de focus ligt op comfort en zingeving. Psilocybine kan dan helpen bij het verwerken van het levenseinde, verminderen van angst voor sterven en het vinden van vrede (zoals het bij terminale kankerpatiënten heeft gedaan). Dit zou zowel voor acute leukemie met slechte prognose als voor vergevorderde chronische leukemie (transformatie naar acute fase bijvoorbeeld) kunnen gelden.
Tijdens/na intensieve behandeling – bijvoorbeeld na een stamceltransplantatie of lange chemoperiode, kunnen patiënten psychisch uitgeput en getraumatiseerd zijn (denk aan PTSS-achtige klachten door lange ziekenhuisopnames in isolatie, doodsangsten bij complicaties, etc.). Hier zou psilocybine kunnen dienen als “reset” om vastgezette negatieve denkpatronen te doorbreken en re-integratie in het normale leven te vergemakkelijken. Ook zou het kunnen helpen om existentiële inzichten te bieden die de patiënt een nieuw perspectief geven, wat motivatie en herstel ten goede komt.
Natuurlijk zijn er ook uitdagingen en open vragen. Het toepassen van psilocybine vereist een gespecialiseerd team (voorbereiding, begeleiding tijdens de sessie, en integratie naderhand). De meeste literatuur gaat over eenmalige of tweemalige toediening – is dat voldoende voor chronische leukemiepatiënten die jarenlange onzekerheid hebben? Zou een vorm van regelmatig microdoseren (sub-hallucinogene doses) mildere maar langdurigere voordelen kunnen bieden voor stemming en cognitie, of is de diepe enkele ervaring juist het noodzakelijke therapeutische element? En hoe verhouden dergelijke interventies zich tot mogelijke immunologische effecten – kan een psilocybine-sessie mogelijk nadelige interacties hebben met bijvoorbeeld net gegeven chemotherapie of immuuntherapie? Daarover bestaat nog geen data, dus voorzichtigheid is geboden totdat research dit uitwijst.
Psilocybine staat steeds meer in de belangstelling als innovatieve behandeling binnen én buiten de psychiatrie. Voor patiënten met leukemie – een zeer belastende groep zowel fysiek als mentaal – biedt psilocybine potentieel meervoudige voordelen. Samengevat uit de huidige literatuur:
Psychosociale ondersteuning: Psilocybine-assisted therapie kan diepe reductie in angst, depressie en existentiële distress geven bij kankerpatiënten, wat zeer relevant is voor leukemiepatiënten die lijden onder de psychische last van ziekte en behandeling. Deze verbeteringen in kwaliteit van leven en geestelijk welzijn zijn in studies opvallend groot en langdurig. Dit maakt psilocybine tot een veelbelovende adjuvante interventie in de oncologie, specifiek in de palliatieve zorg of post-behandeling herstel.
Invloed op ziekteprocessen: Preklinische data wijzen erop dat psilocybine het immuunsysteem gunstig kan moduleren door ontstekingen te remmen. Het dempt de productie van pro-inflammatoire cytokinen (zoals IL-6, TNF-α) en voorkomt overmatige immuuncel-activatie. In het kader van leukemie kan dit betekenen: minder inflammatie-gerelateerde symptomen én mogelijk een minder ondersteunende omgeving voor leukemiecellen (die vaak profiteren van ontstekingssignalen). Daarnaast activeert psilocybine cellulaire overlevings- en reparatiepaden (zoals via SIRT1/SIRT6), die gezonde cellen veerkrachtiger maken tegen stress. Dit zou bijvoorbeeld het beenmerg en immuunsysteem van patiënten kunnen helpen om beter te herstellen na chemotherapie. Er zijn zelfs aanwijzingen voor directe anti-tumor effecten: paddenstoel-extracten met psilocybine veroorzaakten apoptose in leukemiecellen in vitro.
Biologische mechanismen – een tweesnijdend zwaard: Het effect van psilocybine op SIRT-eiwitten en andere pro-survival mechanismen werpt complexe vragen op. Enerzijds kan het activeren van sirtuïne-gedreven DNA-herstel en anti-oxidant respons leeftijdsgerelateerde kwetsbaarheden van cellen verminderen, wat preventief tegen kanker zou kunnen werken en gezond weefsel beschermt. Anderzijds kunnen kankercellen (zoals leukemie stamcellen) juist profiteren van dezelfde paden om therapie te weerstaan. Op basis van de literatuur lijkt de balans voorzichtig positief – in veel preklinische modellen resulteert psilocybine in netto minder celproliferatie en stress voor het organisme, en niet in ongeremde groei van cellen. Toch zal toekomstig onderzoek specifiek moeten kijken naar interacties tussen psilocybine en conventionele leukemietherapieën (chemo, TKI’s) en de impact op restziekte.
Beperkingen van huidige kennis: Het merendeel van wat we weten komt van onderzoek bij solide tumoren, bij gezonde vrijwilligers of van labstudies.
Specifieke klinische trials bij leukemie zijn voor zover bekend nog niet gedaan. Leukemiepatiënten verschillen op bepaalde punten – zo kunnen acute leukemiepatiënten door herseninfiltratie of behandelingen cognitieve beperkingen hebben, of is hun lichamelijke conditie erg zwak, wat meebrengt dat een intensieve psilocybine-sessie extra uitdaging kan zijn. Chronische leukemiepatiënten daarentegen zouden in principe goede kandidaten kunnen zijn, maar bevinden zich niet altijd in levensbedreigende situaties (ethisch gezien werd psilocybine tot nu toe vooral gegeven als andere opties uitgeput waren). Deze nuances vragen om zorgvuldige patiëntselectie in toekomstig onderzoek. Verder is de juridische status van psilocybine een factor – in veel landen is het nog een gecontroleerde stof, al komt daar met nieuwe medische inzichten langzaam verandering in.
Concluderend kan worden gesteld dat psilocybine een veelbelovend, zij het experimenteel, middel is dat mogelijk zowel direct (biologisch) als indirect (psychologisch) voordeel kan opleveren voor leukemiepatiënten. Het biedt kansen om de kloof tussen lichaam en geest in de oncologie te overbruggen: het vermindert psychisch lijden en zou tegelijkertijd het lichaam in een staat van herstel en balans kunnen brengen die de uitkomst van de ziekte positief beïnvloedt. Uiteraard is psilocybine geen vervanging voor reguliere leukemie-behandelingen – het is te zien als een adjuvante therapie. De huidige gegevens rechtvaardigen in ieder geval verder klinisch onderzoek, bijvoorbeeld een trial van psilocybine-ondersteunde psychotherapie bij patiënten met leukemie of andere hematologische kanker. Daarin kan men zowel uitkomstmaten op mentaal vlak (angst, depressie, posttraumatische stress) als biomarkers van ziekteactiviteit en immuunfunctie opnemen om het volledige spectrum van psilocybine’s effecten te evalueren.
Als deze onderzoeksstappen gezet worden, zouden we in de nabije toekomst psilocybine kunnen zien uitgroeien tot een waardevol onderdeel van integrale leukemie-zorg – één die niet de witte bloedcel zelf aanvalt, maar de mens achter de ziekte in zijn geheel ondersteunt.
Griffiths RR, et al. Psilocybine bij levensbedreigende kanker: sterke en blijvende afname van depressie en angst in een gerandomiseerde dubbelblinde trial. J Psychopharmacol. 2016;30(12):1181-97.
Bader H, et al. (2024). Systematische review en meta-analyse: psilocybine-therapie verbetert kwaliteit van leven, pijn en angst bij gevorderde kanker. World J Clin Cases. 12(21): e0687.
Petridis PD, et al. (2024). Analyse van 2 klinische trials: multidimensionele verbetering van psychiatrische symptomen (angst, depressie, hostiliteit, etc.) bij kankerpatiënten na psilocybine-psychotherapie. Nature Mental Health, 2, 1408–1414.
Ghasemi Gojani E, et al. (2024). In vitro studie: Psilocybine remt LPS-geïnduceerde ontstekingsreacties in humane macrofagen via NF-κB en STAT3/1 signalering. Psychoactives, 3(1), 48-64.
Robinson GI, et al. (2023). Anti-inflammatoire effecten van psilocybine in een humaan 3D darmmodel: verlaging van TNF-α, IL-1β, IL-6; mechanisme via 5-HT2A/β-arrestine2 (NF-κB remming). Life (Basel), 13(12):2345.
Kato K, Hecker L, et al. (2025). Lab-studie (NPJ Aging): Psilocybine verlengt cellulaire levensduur (+57%), verhoogt SIRT1, vermindert oxidatieve stress en behoudt telomeerlengte; bij muizen 30% langere overleving met psilocybine.
Dulay RM, et al. (2021). Extract van Gymnopilus paddenstoel induceert selectieve apoptose in leukemiecellen via ROS/JNK-pathway. PLoS ONE, 16(5): e0252541.
Chung EN, Quintana FJ, et al. (2025). Nature: Psychedelica kunnen neuro-immune interacties resetten, verminderen monocyten-infiltratie en ontstekingsreacties bij stress – hint dat psychedelica ook breder ontstekingsziekten kunnen beïnvloeden.
Li Y, Jin J, Wang Y. (2022). SIRT6: Regulatie van veroudering, immuniteit en kanker, inclusief dubbele rol in bloedkankers (oncogeen vs. suppressor afhankelijk van context). Front Oncol, 12:861334.
Aguiñiga-Sanchez I, et al. (2023). Rol van SIRT1 in chemoresistente leukemie: SIRT1 is vaak overactief in AML/CML en draagt bij aan slechtere prognose en therapieresistentie (via p53, FOXO, etc.). Cancers (Basel), 15(19):4841.