Eerste hulp bij drank en drugs in actie
Stap 1: Eerste inschatting ernst van de situatie
Wanneer je in contact komt met iemand die middelen heeft gebruikt, is het mogelijk om vanaf het eerste moment waardevolle informatie te verzamelen. De omgeving waarin je de persoon aantreft, kan al belangrijke aanwijzingen bieden voor de juiste benadering en behandeling. Daarnaast kunnen de houding en het gedrag van de persoon indicaties geven over mogelijk gebruik van alcohol en drugs. Je kunt de ernst van de situatie inschatten aan de hand van de onderstaande drie situaties:
- Lichte gezondheidsverstoring: Goed aanspreekbaar, gebruik merkbaar.
- Matige gezondheidsverstoring: Onvoldoende aanspreekbaar, duidelijk onder invloed.
- Ernstige gezondheidsverstoring: Niet aanspreekbaar wegens (sub) comateuze toestand.
Stap 2: Inschatten van de veiligheid
Zorg ervoor dat de omgeving veilig is. Een individu dat een overdosis heeft genomen, kan in bepaalde omstandigheden onvoorspelbaar gedrag vertonen. Twijfel niet om in zo'n situatie professionele hulpverleners (112) te bellen.
Stap 3: Wat zijn de acute levensbedreigende problemen?
De volgende gezondheidsverstoringen zijn direct levensbedreigend, behalve de acute psychose (deze kan indirect levensbedreigend zijn). De oorzaken van de genoemde gezondheidsverstoringen zijn toegespitst op middelengebruik, maar er zijn veel meer oorzaken mogelijk. Bij de onderstaande levensbedreigende situaties dien je 1-1-2 te bellen voor professionele hulp.
- Luchtweg obstructie
- Hart- en vaat stoornissen
- Bewusteloosheid
- Insult
- Opwindingsdelier
- Onderkoeling
- Oververhitting
- Acute psychose (indirect)
1 - Luchtweg obstructie (vooral bij verdovende middelen)
Bij een luchtweg obstructie is er sprake van een belemmering van de route van zuurstofrijke (buiten)lucht van buiten de mond tot diep in de longen. Bij de doelgroep binnen het uitgaanscircuit komt dit probleem meestal door de combinatie van braken en sufheid. Stel dit vast door te kijken, luisteren en voelen, en daarna eventuele hulpverlening op te starten.
Een kaakklem bij een persoon met een gedaald bewustzijn is altijd een noodgeval! Bij braken ontstaat er grote kans op verstikking. Een snelle en volledige 112 melding ("bedreigde ademweg door kaakklem") is van levensbelang!
2- Hart- en vaatstoornissen (vooral bij stimulerende middelen)
Als gevolg van grote druk in de vaten kunnen er problemen ontstaan in het hart en de hersenen. Het hartinfarct en de hersenbloeding zijn vooral beschreven in relatie tot cocaïnegebruik en 4FMP (kruising tussen MDMA en amfetamine). Hartkloppingen worden ook gemeld bij het gebruik van andere stimulantia. Soms komt een 'kaakklem' voor (bij stimulerende middelen).
3 - Bewusteloosheid
Bij bewusteloosheid is het slachtoffer niet meer aanspreekbaar en reageert niet meer op aanspreken en pijnprikkels. Bewusteloosheid kan in relatie tot middelengebruik verschillende oorzaken hebben, zoals een luchtwegobstructie, ernstige onderkoeling of juist oververhitting, een insult, en het gebruik van verdovende middelen als alcohol of GHB.
4 - Insult (vooral bij stimulerende middelen)
Een insult is het verliezen van het bewustzijn. Een insult gaat meestal gepaard met een schokkende verkramping van alle spieren in het lichaam. Dit kan een uiting zijn van de ziekte epilepsie, maar ook door middelengebruik of door een sterke visuele prikkeling. Dit is een gevaarlijke situatie aangezien de oorzaak ook de chemisch uitwerking kan zijn van de drug.
Bij een insult kan het slachtoffer blauw worden als gevolg van een inadequate ademhaling of een luchtwegobstructie. Ook kan er incontinentie (verliezen van de urine en/of ontlasting) optreden en vaak bijt het slachtoffer op zijn tong. In veel gevallen eindigt een insult spontaan, maar er is een risico dat het insult langer dan vijf minuten blijft bestaan. Men spreekt dan van een zogenaamde 'status epilepticus', die binnen korte tijd, zonder professionele hulp fataal kan zijn.
5 - Opwindingsdelier (vooral bij stimulerende middelen)
Het opwindingsdelier is een relatief onbekend fenomeen. Het is een toestand waarbij het slachtoffer motorisch onrustig is. Het slachtoffer gedraagt zich bijna dierlijk en slaat als een wilde om zich heen.
Kenmerkend is dat het geen gerichte agressie is. Het slachtoffer zal zich niet overgeven bij fixatie of overmeestering. Ook maakt hij of zij geen contact. Dit uit zich doordat het slachtoffer als het ware dwars door je heen kijkt en het niet mogelijk is om verbaal contact te krijgen.
Uit onderzoek is gebleken dat te sterke fixatie van invloed is op de overlijdenskans van slachtoffers met een opwindingsdelier. Er treedt een overbelasting van het hart op. Veelal is er sprake van een combinatie van een opwindingsdelier en onjuiste hulpverlening. Vooral de agitatie van het slachtoffer wordt vaak gezien als het probleem, waardoor de beveiliging of politie als eerste ter plaatse komt. Juist bij deze professionals bestaat er nog veel onbekendheid over het opwindingsdelier, waardoor zij er soms niet adequaat mee omgaan.
6 - Onderkoeling (vooral bij verdovende middelen)
Onderkoeling is een situatie waarbij de lichaamstemperatuur daalt tot onder de 35 graden. Er zijn verschillende maten van ernst te onderscheiden:
- Tussen de 33 en 36 graden spreekt men van lichte onderkoeling. De verschijnselen zijn vaak subtiel.Het slachtoffer is alert en goed georiënteerd, maar klaagt over kou. De huid is bleek en koud en er is meestal sprake van rillen.
- Tussen de 30 en 32 graden spreekt men van matige onderkoeling. Het slachtoffer is afwezig in zijn gedrag en gedesoriënteerd. Onder de 30 graden kan bewusteloosheid optreden. De huid is bleek en koud en het rillen is minder aanwezig dan bij lichte onderkoeling.
- Onder de 28 graden spreekt men van ernstige onderkoeling Het slachtoffer is diep bewusteloos en de spieren zijn stijf. Er is een grote kans op een spontane hartstilstand.
De bovenstaande criteria zijn medische criteria. Buiten het ziekenhuis kan een lichte onderkoeling zonder juiste hulp snel overgaan in een matige en vervolgens ernstige onderkoeling. Het is dus noodzakelijk een lichte onderkoeling tijdig vast te stellen. Onderkoeling treedt voornamelijk op bij het gebruik van verdovende middelen, maar ook door stimulerende middelen (als gevolg van hevig zweten of natte kleding door het dansen).
7 - Levensbedreigende oververhitting (bij stimulerende middelen)
Oververhitting is een situatie waarbij de lichaamstemperatuur stijgt tot boven de 40 graden. De situatie kenmerkt zich door een verminderd bewustzijn tot bewusteloosheid. Soms is er sprake van desoriëntatie of agressie. De huid is bleek, warm en klam of zelfs droog.
De oorzaak van levensbedreigende oververhitting is meestal een combinatie van onder andere intensieve spieractiviteit, onvoldoende vochtinname, niet-ademende kleding, slecht eten, stimulerende middelengebruik, hoge omgevingstemperatuur en hoge luchtvochtigheid. Boven de 40 graden raken allerlei processen in het lichaam verstoord, waardoor het brein en de hartspier onherstelbaar beschadigd kunnen raken. Boven de 42 graden ontregelt de thermostaat van het lichaam en kan het de lichaamstemperatuur niet meer reguleren.
Bewusteloosheid bij het gebruik van stimulerende middelen, ernstige oververhitting, insult en/of opwindingsdelier worden beschouwd als symptomen van een ernstige (soms levensbedreigende) hersenstoornis.
8 - Acute psychose (vooral bij waarnemingsveranderende en stimulerende middelen)
Bij een acute psychose is er sprake van wanen (een stoornis in het denken) en meestal ook van hallucinaties (een stoornis in de waarneming). Ook ervaart een slachtoffer angst en is er sprake van agressie in reactie op de omgeving. De wanen zijn niet te corrigeren. Het slachtoffer voelt zich onbegrepen, en samen met de inhoud van de wanen maakt dit hem of haar angstig. Het is deze intense angst die maakt dat de acute psychose indirect levensbedreigend is. Het slachtoffer voelt zich angstig en bedreigd en zal er alles aan doen om zichzelf te beschermen.
Stap 4: Wat zijn de niet acute ernstige klachten?
Als er geen acute levensbedreigende problemen zijn kijk je naar de minder problematische klachten die meestal geen hulp behoeven of waarbij vaak geen hulpvraag is, zijn de onderstaande en zijn op te lossen middels:
- Hoofdpijn: Water drinken tegen vochtverlies
- Misselijkheid: Soms helpt braken, let wel op voor verstikkingsgevaar
- Duizeligheid: Indien lage bloeddruk iets eten met wat zout of isotone drank
- Sufheid
- Afwijkende lichaamstemperatuur of beleving: Meet temperatuur en pas kleding erop aan of afkoelen met natte doeken
- Milde angst: Acceptatie van de werking van het middel
- Ongemak